ECLI:NL:HR:2008:BC7949
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beklag tot teruggave van inbeslaggenomen geldbedrag
In deze zaak gaat het om een beklag dat is ingediend door een klager over de teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag. De Rechtbank te Haarlem had eerder het beklag ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het Openbaar Ministerie onvoldoende bewijs had geleverd voor de verdenking van heling of witwassen van het geldbedrag. De rechtbank vond het daarom redelijk om het beslag op te heffen en het geld aan de rechthebbende(n) terug te geven. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat de klager niet voldoende had aangetoond dat hij de rechthebbende was van het inbeslaggenomen geldbedrag.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de klager behandeld en geconcludeerd dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf heeft toegepast bij de beoordeling van het klaagschrift. De Hoge Raad oordeelde dat, in gevallen zoals deze, de rechtbank de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp moet gelasten aan de beslagene, tenzij er een andere rechthebbende kan worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een herbehandeling van het klaagschrift.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de juiste toepassing van de maatstaf bij de beoordeling van beklag tot teruggave van inbeslaggenomen goederen. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in raadkamer en openbaar uitgesproken op 27 mei 2008.