ECLI:NL:HR:2008:BC7919

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/056HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van Nederlanderschap van minderjarige dochter op basis van verzoek ex art. 17 RWN

In deze zaak hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige dochter [kind], een verzoek ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage. Het verzoek, dat op 10 januari 2003 ter griffie is ingekomen, had als doel vast te stellen dat hun dochter vanaf 24 oktober 2001 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie, heeft op 24 februari 2004 zijn standpunt over het verzoekschrift kenbaar gemaakt. Na een aantal tussenbeschikkingen, waaronder een op 19 mei 2004 en een op 22 september 2005, heeft de rechtbank op 12 december 2006 het verzoek afgewezen.

Tegen deze eindbeschikking en de tussenbeschikking van 22 september 2005 hebben verzoekers cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die in de middelen zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Op 28 maart 2008 heeft de Hoge Raad de beschikking gegeven, waarbij het beroep van verzoekers werd verworpen. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de vaststelling van het Nederlanderschap, vooral in gevallen waar onjuiste persoonsgegevens een rol spelen.

Uitspraak

28 maart 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/056HR
MK/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige dochter [kind],
allen wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. A.J. van Duijne Strobosch,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 10 januari 2003 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift hebben [verzoeker] c.s. zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, vast te stellen dat hun minderjarige dochter [kind] vanaf 24 oktober 2001 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
Bij brief van 24 februari 2004 heeft de Staat zijn mening omtrent het verzoekschrift kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft, na tussenbeschikkingen van 19 mei 2004 en 22 september 2005, bij eindbeschikking van 12 december 2006 het verzoek afgewezen.
De tussenbeschikking van de rechtbank van 22 september 2005 en de eindbeschikking zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de tussenbeschikking van de rechtbank van 22 september 2005 en de eindbeschikking hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 28 maart 2008.