ECLI:NL:HR:2008:BC7717

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/340HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en vernietiging van koopovereenkomst onroerend goed wegens tekortschieten en dwaling

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een koper en verkopers van onroerend goed over de ontbinding van de koopovereenkomst. De koper, aangeduid als [eiser], heeft de verkopers, aangeduid als [verweerders], gedagvaard voor de rechtbank Utrecht. De vordering van de koper was gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding en de ontbinding van de koopovereenkomst, die volgens hem was tekortgeschoten. De verkopers hebben de vordering bestreden en in reconventie een boete en schadevergoeding geëist. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 13 november 2002 de koper toegelaten tot bewijslevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 25 februari 2004 de vordering van de koper in conventie afgewezen, maar de zaak in reconventie doorverwezen naar de rol voor verdere afhandeling.

Tegen deze vonnissen heeft de verkoper hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar de koper incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 3 augustus 2006 de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de vordering van de verkoper toegewezen, terwijl het incidenteel appel van de koper werd verworpen. De koper heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de cassatie niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de koper in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

De uitspraak is gedaan door de vice-president J.B. Fleers en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en E.J. Numann, en is openbaar uitgesproken op 6 juni 2008.

Uitspraak

6 juni 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/340HR
EV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
4. [Verweerster 4],
wonende te [woonplaats],
5. [Verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Betrokkene 1] en [betrokkene 2], de ouders van verweerders in cassatie, hebben bij exploot van 10 juli 2001 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Utrecht en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen om aan hen te betalen de contractueel verschuldigde boete van ƒ 237.500,-- en een schadevergoeding van ƒ 487.500,--, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten, rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst is ontbonden, subsidiair is vernietigd. Voorts heeft [eiser] schadevergoeding gevorderd, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Na een tussenvonnis van 13 november 2002, waarbij [eiser] tot bewijslevering is toegelaten, en getuigenverhoren, heeft de rechtbank bij vonnis van 25 februari 2004 de vordering in conventie afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van een akte van de zijde van [eiser].
Tegen beide vonnissen van de rechtbank heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Eiser] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 3 augustus 2006 heeft het hof in het principaal appel de vonnissen van de rechtbank voorzover in conventie gewezen vernietigd en de vordering van [verweerder] alsnog toegewezen. Het hof heeft voorts - wat de reconventie betreft - de zaak terugverwezen voor verdere afdoening. Het incidenteel appel is door het hof verworpen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.191,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 juni 2008.