ECLI:NL:HR:2008:BC7712
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Oordeel over de redelijke termijn in strafzaken en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de verdachte, die werd beticht van verschillende drugsmisdrijven, waaronder het opzettelijk verkopen en vervoeren van heroïne, cocaïne, MDMA en hashish. De verdediging stelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, was overschreden. De Hoge Raad herhaalt de overwegingen uit eerdere jurisprudentie, waarin wordt gesteld dat niet-ontvankelijkheid van het OM slechts in uitzonderlijke gevallen aan de orde is. De Hoge Raad constateert dat er tussen de aanvang van de termijn en de uitspraak in eerste aanleg 6,5 maanden zijn verstreken, en dat er bijna vier jaar zijn verstreken tussen het instellen van hoger beroep en de behandeling daarvan. Dit tijdsverloop is volgens de Hoge Raad onvoldoende om te spreken van een uitzonderlijk geval dat niet-ontvankelijkheid rechtvaardigt. De Hoge Raad vernietigt daarom de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling.
De zaak illustreert de belangrijke balans tussen de rechten van de verdachte en de belangen van de gemeenschap bij normhandhaving. De Hoge Raad benadrukt dat de voortgang van strafzaken zorgvuldig moet worden bewaakt, en dat vertraging in de behandeling van een zaak kan leiden tot schending van de redelijke termijn. In dit geval heeft het Hof ten onrechte geoordeeld dat de overschrijding van de termijn voldoende was voor niet-ontvankelijkheid, en heeft het bij de motivering van dat oordeel onterecht vooruitgelopen op de bewijsbaarheid van de tenlastelegging. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de noodzaak van zorgvuldige procesvoering en het belang van tijdige rechtspraak.