ECLI:NL:HR:2008:BC7428

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10673
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • A.J.A. van Dorst
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om nader onderzoek naar toerekeningsvatbaarheid van verdachte na woedeuitbarsting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een verzoek van de verdachte om nader onderzoek naar zijn toerekeningsvatbaarheid, naar aanleiding van een woedeuitbarsting die hij had gehad. De verdachte, geboren in 1976, was ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Noord-Brabant Noord, locatie Oosterhoek' te Grave. De verdediging voerde aan dat de woedeuitbarsting het gevolg was van het gebruik van flurazepam in combinatie met alcohol en oxazepam. Het Hof heeft echter gemotiveerd vastgesteld dat het niet aannemelijk is dat deze middelen de woedeuitbarsting hebben veroorzaakt. Op basis van deze vaststelling heeft het Hof het verzoek om nader onderzoek naar de toerekenbaarheid van de verdachte afgewezen, omdat het geen noodzaak zag om verder onderzoek te laten verrichten.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden en dat er geen grond aanwezig was om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en W.M.E. Thomassen, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De conclusie van de Procureur-Generaal, Fokkens, was om het beroep te verwerpen, wat uiteindelijk ook is gebeurd.

Uitspraak

20 mei 2008
Strafkamer
nr. 07/10673
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 8 maart 2007, nummer 21/003204-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Brabant Noord, locatie Oosterhoek" te Grave.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 20 mei 2008.