ECLI:NL:HR:2008:BC6773

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/027HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Causaal verband tussen auto-ongeval en arbeidsongeschiktheid; eigen schuld

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Fortis ASR Schadeverzekering N.V. en een verweerder die schadevergoeding eist na een auto-ongeval. De verweerder heeft in eerste instantie de Stad Rotterdam gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, waarbij hij een bedrag van € 18.950,96 en een maandelijkse schadevergoeding van € 950,-- eiste, evenals een belastinggarantie. De rechtbank heeft na een deskundigenbericht de Stad Rotterdam veroordeeld tot schadevergoeding, maar heeft andere vorderingen afgewezen. De verweerder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigde en de Stad Rotterdam veroordeelde tot betaling van € 23.472,19, vermeerderd met wettelijke rente.

Fortis heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl de verweerder incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier, die tot verwerping van beide beroepen strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het principale beroep van Fortis verworpen en hen veroordeeld in de kosten van het geding, evenals de verweerder in het incidentele beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

11 april 2008
Eerste Kamer
Nr. C07/027HR
IV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
FORTIS ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Fortis en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 8 oktober 2001 Stad Rotterdam, de rechtsvoorgangster van Fortis, gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en gevorderd, kort gezegd,
a) een bedrag van € 18.950,96 en voorts een vergoeding van hem geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat;
b) aan hem met ingang van 8 oktober 2001 maandelijks te betalen een bedrag van € 950,--;
c) een belastinggarantie af te geven op straffe van een dwangsom, een en ander vermeerderd met nevenvorderingen.
Stad Rotterdam heeft de vordering bestreden.
Bij tussenvonnis van 22 januari 2003 heeft de rechtbank een deskundigenbericht gelast.
De rechtbank heeft na dit deskundigenbericht te hebben bevolen, bij eindvonnis van 19 mei 2004 Stad Rotterdam veroordeeld tot vergoeding van de overige door [verweerder] als gevolg van het ongeval geleden schade op te maken bij staat. Voorts heeft de rechtbank Stad Rotterdam veroordeeld om aan [verweerder] een belastinggarantie te verstrekken. Het meer of ander gevorderde heeft de rechbank afgewezen.
Tegen de vonnissen van de rechtbank heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 10 oktober 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, doch uitsluitend ten aanzien van de overige door [verweerder] geleden schade, nader op te maken bij staat en opnieuw rechtdoende Stad Rotterdam veroordeeld om aan [verweerder] te betalen € 23.472,19, te vermeerderen met de wettelijke rente en tot vergoeding van de overige door [verweerder] als gevolg van het ongeval geleden schade, voor zover gelegen in de periode met ingang van 9 augustus 2004, nader op te maken bij staat, met afwijzing van het meer of anders gevorderde.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Fortis beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt zowel in het principale als in het incidentele beroep tot verwerping.
De advocaten van partijen hebben bij brieven van 22 februari 2008 op deze conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Fortis in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.571,34 in totaal, waarvan € 2.496,34 op de voet van art. 243 Rv. te betalen aan de Griffier, en € 75,-- aan [verweerder];
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Fortis begroot op € 71,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 april 2008.