ECLI:NL:HR:2008:BC6734
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Beslag en teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen in het strafrecht
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een beklag over de teruggave van een inbeslaggenomen bromfiets. De klager, geboren in 1955 en domicilie kiezende te 's-Gravenhage, had de bromfiets op 30 april 2004 gekocht van een derde partij, [betrokkene 1], te [plaats A]. De oorspronkelijke eigenaar, [betrokkene 2], had zijn eigendom niet binnen de wettelijke termijn van drie jaar opgeëist, waardoor de klager meende recht te hebben op teruggave van de bromfiets. De Rechtbank te 's-Hertogenbosch had het beklag van de klager ongegrond verklaard, met de overweging dat de gestolen bromfiets niet terug kon keren in het maatschappelijk verkeer zonder kenteken. De Hoge Raad oordeelde echter dat de Rechtbank niet had mogen verzuimen om te onderzoeken of de klager te goeder trouw was bij de verkrijging van de bromfiets. Indien de klager te goeder trouw was, had de bromfiets op grond van artikel 3:86 van het Burgerlijk Wetboek aan hem teruggegeven moeten worden. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van het onderzoek naar de goede trouw van de klager in zaken van beslag en teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen.