ECLI:NL:HR:2008:BC6732
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en overlijden veroordeelde
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 00605/07 P. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die op 7 september 2007 is overleden. De Hoge Raad oordeelt dat door de dood van de betrokkene niet alleen het recht tot het instellen of voortzetten van een strafvervolging vervalt, maar ook het recht tot het aanvangen of voortzetten van een procedure tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit is in lijn met artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht, dat stelt dat het recht tot strafvordering vervalt bij overlijden. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis in eerste aanleg was vernietigd, en tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging van de betrokkene. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, behalve voor zover de uitspraak van de Rechtbank is vernietigd, en verklaart de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering. Deze uitspraak benadrukt de gevolgen van het overlijden van een veroordeelde voor de mogelijkheid tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, en bevestigt de noodzaak om de wetgeving hieromtrent zorgvuldig te interpreteren.