3.2.2. Het aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 maart 2006 gehechte schriftelijke requisitoir van de Advocaat-Generaal bij het Hof houdt onder meer het volgende in:
"Ondanks het gegeven dat [verdachte] zelf geen steen heeft gegooid en derhalve geen uitvoeringshandeling heeft verricht ben ik van oordeel dat hij bij het gooien van de stukken stoeptegel dusdanig betrokken is geweest dat ook hij als medepleger dient te worden aangemerkt.
De ondergrens van medeplegen ligt, volgens de stand van de huidige jurisprudentie, bij:
- het deel uit maken van een groep en het niet enkel toevallig aanwezig zijn
- het zich niet distantiëren van die groep als er foute en strafbare dingen gebeuren, die niet onvoorzienbaar, onverwacht of plotseling waren
- het niet ingrijpen, door mededaders te beletten strafbare feiten te plegen, wanneer voorzienbaar wordt dat nieuwe strafbare feiten gepleegd gaan worden.
Uit het onderzoek is gebleken, dat de vier verdachten als een groep hebben gehandeld. De groep trok met elkaar op en verplaatste zich met een auto van de ene locatie naar de andere. Het gooien van de stoeptegel kwam voor [verdachte] bovendien niet als een verrassing. Hij heeft zien aankomen wat er ging gebeuren. Er hadden zich al meerdere soortgelijke incidenten voorgedaan en alle verdachten, waaronder [verdachte], waren hiervan op de hoogte. [Verdachte] verklaarde hierover, dat hij al snel het gevoel had dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] iets raars gingen doen. Hij had het idee dat [medeverdachte 2] de ernst van de zaak niet inzag. [Verdachte] verklaarde ook dat hij met [getuige] heeft besproken, dat ze hoopten dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] niet weer iets geks gingen doen. [Verdachte] heeft toen gezegd dat hij hoopte dat ze niet iets van een baksteen zouden gaan gooien. [Verdachte] heeft ook verklaard, dat hij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft horen zeggen, dat ze iets gingen gooien. Gelet op het aantal incidenten en het tijdsverloop van de gebeurtenissen die avond had [verdachte] zich op meerdere momenten kunnen onttrekken aan de handelingen van zijn medeverdachten. Dat is niet gebeurd. Naar eigen zeggen was hij ongelukkig met de gang van zaken en zou hij dit ook hebben laten merken aan zijn medeverdachten. Blijkens zijn verklaring van 19 januari 2005 (pv. p 150) was [verdachte] er bewust van, dat ook hij strafrechtelijk medeverantwoordelijk zou zijn voor het handelen van zijn vrienden. Hij zegt letterlijk: "... en ik was bang, want ik was erbij toen er werd gegooid en ik was bang dat ik medeplichtig zou zijn." Het is daarom opmerkelijk, dat [verdachte] besloot te blijven, zelfs nadat hij de opmerking van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] had gehoord, dat ze iets gingen gooien, vlak voor het fatale incident met de stoeptegel op het viaduct. [Verdachte] moet gelet op de positie van de auto en zijn plaats daarin hebben gezien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de stukken tegel in hun handen hadden. Hij heeft geen pogingen ondernomen om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ervan te weerhouden de tegels van het viaduct te gooien. Derhalve kan ook verdachte [verdachte] als medepleger worden veroordeeld.