ECLI:NL:HR:2008:BC6000

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03420/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwezigheidsrecht in hoger beroep en de gevolgen van aanhouding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1973, was in hoger beroep veroordeeld bij verstek voor het niet sluiten van een verplichte verzekering voor een motorrijtuig. De raadsman van de verdachte had een aanhoudingsverzoek ingediend, waarop het Hof had toegezegd dat de zaak voor onbepaalde tijd zou worden aangehouden. De verdachte mocht er op vertrouwen dat de inhoudelijke behandeling op de zitting van 11 juli 2006 niet zou plaatsvinden. Dit leidde tot de vraag of de verdachte vrijwillig afstand had gedaan van haar recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van haar zaak in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat dit niet het geval was, en dat de verdachte de mogelijkheid moest hebben om haar zaak alsnog in haar tegenwoordigheid te laten behandelen. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in het strafproces, zoals gewaarborgd in artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Uitspraak

8 april 2008
Strafkamer
nr. 03420/06
SM/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, Enkelvoudige Kamer, van 11 juli 2006, nummer 22/001088-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage, locatie Alphen aan den Rijn, van 6 januari 2006 - de verdachte ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden" veroordeeld tot een geldboete van € 480,-, subsidiair 9 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. L.P.H. de Milliano, advocaat te Katwijk, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal terugwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel beoogt kennelijk te klagen dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep ten onrechte buiten de aanwezigheid van de verdachte heeft plaatsgehad.
3.2. Tot de stukken van het geding behoren onder meer:
(i) Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte in hoger beroep om te verschijnen op de terechtzitting van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 juli 2006, inhoudende dat die dagvaarding op 5 mei 2006 aan de verdachte in persoon is uitgereikt.
(ii) Het bestreden arrest van 11 juli 2006, inhoudende dat de verdachte bij verstek is veroordeeld.
(iii) Een fax van de raadsman van de verdachte aan de Advocaat-Generaal bij het Ressortsparket te 's-Gravenhage van 30 mei 2006 inhoudende onder meer het volgende:
"Cliënte, [verdachte] heeft een dagvaarding in hoger beroep ontvangen voor 11 juli aanstaande en zij verzocht mij haar ter zitting bij te staan.
Aangezien ik dan met vakantie ben (8 t/m 22 juli) verzoek ik u deze dagvaarding in te trekken en een nieuwe datum voor de behandeling te bepalen."
(iv) Een schriftelijk stuk, bevattende handgeschreven correspondentie tussen de Voorzitter van het Hof en een medewerker van de strafgriffie van het Ressortsparket te 's-Gravenhage, inhoudende - voor zover hier van belang - het volgende:
"1) zou je kunnen bellen en vragen of er geen kantoorgenoot is die de zaak (enkelvoudige kantonzaak) zou kunnen overnemen?
2) als dat echt niet kan mag je aanhouding toezeggen: de dagvaarding wordt niet ingetrokken, maar de zaak wordt op de zitting aangehouden.
2/6 aanh. onbep. tijd toegezegd. Laten weten aan kamer."
(v) Een schrijven van de raadsman van de verdachte aan de Sector Strafzaken van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 juli 2006 inhoudende onder meer het volgende:
"Dank dat u ermee instemt dat wegens mijn vakantie de zitting op 11 juli a.s. niet doorgaat. Ik wacht de nieuwe zittingsdatum af.
Inmiddels heb ik van cliënte begrepen dat ook hoger beroep is ingesteld in de zaak met parketnummer 09-712162-05.
Aangezien het een gelijksoortig feit betreft, stel ik voor dat beide zaken tegelijkertijd zullen worden behandeld."
3.3. Op grond van hetgeen hiervoor onder 3.2. uit de stukken is weergegeven, moet worden aangenomen dat namens de Voorzitter van het Hof aan de raadsman van de verdachte is toegezegd dat het aanhoudingsverzoek door het Hof zou worden gehonoreerd en dat de zaak voor onbepaalde tijd zou worden aangehouden. Dit brengt mee dat de verdachte ervan mocht uitgaan dat de zaak op 11 juli 2006 niet inhoudelijk zou worden behandeld.
3.4. Uit hetgeen hiervoor onder 3.3 is overwogen volgt dat niet kan worden aangenomen dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van haar recht om bij de inhoudelijke behandeling van haar zaak in hoger beroep aanwezig te zijn. Gelet op art. 6, eerste lid, EVRM dient de verdachte de mogelijkheid te hebben om de zaak alsnog in hoger beroep in haar tegenwoordigheid te doen behandelen. Dat brengt mee dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen naar het Hof opdat zij op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt behandeld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 8 april 2008.