ECLI:NL:HR:2008:BC6000
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Aanwezigheidsrecht in hoger beroep en de gevolgen van aanhouding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1973, was in hoger beroep veroordeeld bij verstek voor het niet sluiten van een verplichte verzekering voor een motorrijtuig. De raadsman van de verdachte had een aanhoudingsverzoek ingediend, waarop het Hof had toegezegd dat de zaak voor onbepaalde tijd zou worden aangehouden. De verdachte mocht er op vertrouwen dat de inhoudelijke behandeling op de zitting van 11 juli 2006 niet zou plaatsvinden. Dit leidde tot de vraag of de verdachte vrijwillig afstand had gedaan van haar recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van haar zaak in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat dit niet het geval was, en dat de verdachte de mogelijkheid moest hebben om haar zaak alsnog in haar tegenwoordigheid te laten behandelen. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in het strafproces, zoals gewaarborgd in artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).