ECLI:NL:HR:2008:BC5975
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis wegens poging tot diefstal met persoonsverwisseling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager was veroordeeld voor poging tot diefstal, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De Politierechter had de aanvrager een taakstraf opgelegd van tachtig uren, met als alternatief veertig dagen hechtenis. De aanvrage tot herziening was ingediend door mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, die in Amsterdam domicilie had gekozen.
De aanvrage tot herziening berustte op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat volgens artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafvordering een grond voor herziening kan zijn. De Advocaat-Generaal, Knigge, concludeerde dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zou verklaren en dat de zaak opnieuw behandeld moest worden door het Gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad heeft zich verenigd met deze conclusie en de aanvrage tot herziening gegrond verklaard.
De Hoge Raad heeft tevens bevolen dat, voor zover nodig, de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter wordt opgeschort of geschorst. De zaak is vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, waar deze opnieuw zal worden behandeld en afgedaan conform de bepalingen van artikel 467, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken, vooral wanneer er twijfels zijn over de identiteit van de veroordeelde.