ECLI:NL:HR:2008:BC5975

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00485/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens poging tot diefstal met persoonsverwisseling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2008 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager was veroordeeld voor poging tot diefstal, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De Politierechter had de aanvrager een taakstraf opgelegd van tachtig uren, met als alternatief veertig dagen hechtenis. De aanvrage tot herziening was ingediend door mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, advocaat te Amsterdam, namens de aanvrager, die in Amsterdam domicilie had gekozen.

De aanvrage tot herziening berustte op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat volgens artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafvordering een grond voor herziening kan zijn. De Advocaat-Generaal, Knigge, concludeerde dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zou verklaren en dat de zaak opnieuw behandeld moest worden door het Gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad heeft zich verenigd met deze conclusie en de aanvrage tot herziening gegrond verklaard.

De Hoge Raad heeft tevens bevolen dat, voor zover nodig, de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter wordt opgeschort of geschorst. De zaak is vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, waar deze opnieuw zal worden behandeld en afgedaan conform de bepalingen van artikel 467, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken, vooral wanneer er twijfels zijn over de identiteit van de veroordeelde.

Uitspraak

15 april 2008
Strafkamer
nr. 00485/06 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 20 april 2004, nummer 13/042518-03, ingediend door mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, te dezen domicilie kiezende te Amsterdam ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsi-diair veertig dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien. De conclusie is aan dit arrest gehecht.
4. Beoordeling van de aanvrage
De Hoge Raad verenigt zich met de conclusie van de Advocaat-Generaal en de gronden waarop deze berust. De aanvrage is dus gegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 20 april 2004;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 april 2008.