3.3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"De voorzitter deelt de korte inhoud mede van binnengekomen stukken, te weten:
- twee processen-verbaal van verhoor van [betrokkene 1], beide op 13 februari 2006 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2];
- een proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1], op 14 februari 2006 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3];
- een incomplete kopie van een proces-verbaal van verhoor waarin de naam van [betrokkene 3] niet voorkomt, dat kennelijk wel door hem is ondertekend en dat op 18 januari 2006 is opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5];
- een proces-verbaal van verrichtingen en bevindingen, met als bijlagen foto's, op 8 mei 2006 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], tevens houdende de verklaring van verbalisant voornoemd en van [slachtoffer].
Desgevraagd deelt de raadsman mede bovengenoemde stukken te hebben ontvangen, maar door het ontbreken van de naam in bovengenoemd proces-verbaal niet te hebben geweten dat de tweede verdachte [betrokkene 3] betrof. De raadsman deelt mede dat hij [betrokkene 3] als getuige wenst te horen, nu [betrokkene 3] het huis waarin is ingebroken kan beschrijven en de datum van de inbraak waarover hij verklaart (begin 2005) niet overeenkomt met de datum die door [betrokkene 1] in zijn verklaringen wordt genoemd (mei/juni 2005), reden waarom hij het hof verzoekt ook [betrokkene 1] als getuige te horen.
De advocaat-generaal verzet zich tegen inwilliging van beide verzoeken van de raadsman nu hem de processen-verbaal met voormelde verklaringen al in april 2006 zijn toegestuurd en uit het proces-verbaal van [verbalisant 1] van 8 mei 2006 blijkt dat tussen 18 september 2004 en 1 april 2006 geen andere (pogingen tot) woninginbraken aan de [a-straat] te Bussum hebben plaatsgevonden.
De raadsman merkt op dat in de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 3] geen [a-straat] wordt genoemd en dat het feit dat geen aangifte van (poging tot) inbraak is gedaan, niet betekent dat er dus geen (pogingen tot) inbraken hebben plaatsgevonden.
Bovendien verklaart [betrokkene 3] dat een fiets uit het schuurtje is gejat, terwijl in de aangifte van [betrokkene 4] geen fiets voorkomt.
De advocaat-generaal deelt mede dat [betrokkene 3] weliswaar niet de [a-straat] noemt, maar dat hij wel een beschrijving van het adres geeft en dat op de foto's is te zien dat die beschrijving overeenkomt met de [a-straat].
De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor beraad. Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het hof de verzoeken afwijst, nu de noodzaak tot toewijzing daarvan thans niet is gebleken. Naar aanleiding van het onderzoek zal het hof in zijn arrest een definitieve beslissing op beide verzoeken geven.
(...)
De verdachte, door de voorzitter met inachtneming van het bepaalde in de desbetreffende artikelen van het Wetboek van Strafvordering ondervraagd, verklaart -zakelijk weergegeven-:
"(...)
Feit 3
Ik weet nu wel waar dit feit heeft plaatsgevonden. De voorzitter houdt mij voor dat mijn vingerafdruk op een van de opengebroken tuindeuren is aangetroffen. Dat moet met het folderen gebeurd zijn. Ik heb daar namelijk gefolderd.
De voorzitter houdt mij voor dat [betrokkene 1] ([b-straat 1] te [woonplaats]) het over mij als zijn buurjongen heeft. Mijn buurman heet [betrokkene 6]. Ik zou niet weten hoe oud hij is. De man die op nummer [1] woont, ken ik een beetje. We dronken wel eens een biertje in zijn tuin, ik ben ook wel eens bij hem binnen geweest. Mijn broertje [betrokkene 7] is jonger.
Ik ken [betrokkene 2]. [Betrokkene 3] woont bij mij achter. [Betrokkene 3] ken ik ook, maar ik ga niet met hem om. [Betrokkene 3] heeft mij verteld dat hij onder druk werd gezet door de politie.
Ik weet niet waarom [betrokkene 1] zo verklaard heeft. Meestal is hij onder invloed van alcohol. Ik heb niets met deze inbraak te maken. Ik heb niet gezien dat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] een kluis bij [betrokkene 1] hebben gebracht."
De raadsman deelt mede dat verdachte in detentie zit en de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 3] niet heeft gelezen, zodat het moeilijk voor hem is de vragen van de voorzitter te beantwoorden. Hij verzoekt het hof het onderzoek korte tijd te onderbreken teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen de verklaringen te lezen en hem in de gelegenheid te stellen de verklaringen met de verdachte te bespreken.
Na hervatting van het onderzoek deelt de verdachte mede, zakelijk weergegeven:
"Ik denk dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] het over een andere inbraak hebben gehad. [Betrokkene 2] vergist zich echt heel erg. Ik heb nooit met hen ingebroken. Ik heb daar wel met folders gelopen. Ik gooide de folders in de brievenbus van de voordeur. (...)"