ECLI:NL:HR:2008:BC5902

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43481
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P.J. van Amersfoort
  • C.B. Bavinck
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslag vennootschapsbelasting en de gevolgen van een vaststellingsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 juli 2006, betreffende een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2000. De belanghebbende, X B.V., had na het opleggen van de primitieve aanslag een vaststellingsovereenkomst gesloten met de Inspecteur, waarbij zij instemde met een hogere belastingschuld dan oorspronkelijk vastgesteld. Deze overeenkomst hield in dat de Inspecteur een navorderingsaanslag zou opleggen, waartegen de belanghebbende bezwaar maakte. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende in cassatie ging.

De Hoge Raad beoordeelt in deze zaak of de belanghebbende zich kan beroepen op een ambtelijk verzuim bij het opleggen van de primitieve aanslag, nu zij akkoord is gegaan met de navorderingsaanslag. De Hoge Raad oordeelt dat de belanghebbende gebonden is aan de vaststellingsovereenkomst en dat zij de navorderingsaanslag niet kan aanvechten op basis van een ambtelijk verzuim. Dit betekent dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard.

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, en het arrest is openbaar uitgesproken op 7 maart 2008. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht, evenals het beroepschrift in cassatie.

Uitspraak

Nr. 43.481
7 maart 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 13 juli 2006, nr. 04/02130, betreffende een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is over het jaar 2000 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende heeft, nadat haar voor het onderhavige jaar (2000) de primitieve aanslag was opgelegd, met de Inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten, waaruit voor het onderhavige jaar een hogere belastingschuld voortvloeide dan bij de primitieve aanslag was vastgesteld. Bij die vaststellingsovereenkomst is belanghebbende ermee akkoord gegaan dat de Inspecteur ter zake van die hogere belastingschuld een navorderingsaanslag zou opleggen.
3.2. Nu belanghebbende bij de vaststellingsovereenkomst akkoord is gegaan met het opleggen van de navorderingsaanslag, is zij aan die akkoordverklaring gebonden. Zulks brengt mee dat belanghebbende de navorderingsaanslag niet met vrucht kan afweren met een beroep op een ambtelijk verzuim, begaan bij het opleggen van de primitieve aanslag. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2008.