ECLI:NL:HR:2008:BC5726
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Gedwongen ontheffing van ouderlijk gezag in het belang van het kind
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 april 2008 uitspraak gedaan over de gedwongen ontheffing van het ouderlijk gezag van een vader over zijn minderjarig kind. De vader, die verblijft in de penitentiaire inrichting Haaglanden, had verzocht om cassatie tegen de eerdere beslissing van het gerechtshof te 's-Gravenhage, die de ontheffing van het ouderlijk gezag had bekrachtigd. De Raad voor de Kinderbescherming had het verzoek ingediend, omdat het kind sinds 2001 onder toezicht was gesteld en in een pleeggezin werd opgevoed. De vader was veroordeeld voor doodslag op zijn echtgenote en had geen perspectief op terugplaatsing van het kind.
De Hoge Raad oordeelde dat de belangen van het kind voorop staan en dat de duurzame bereidheid van de vader om het kind in het pleeggezin te laten opgroeien niet automatisch in de weg staat aan een gedwongen ontheffing van het gezag. De Raad benadrukte dat het recht van het kind op duidelijkheid over zijn toekomstperspectief zwaarder weegt dan de gevoelens van de vader. De beslissing van het hof werd als juist beoordeeld, waarbij de Hoge Raad terugkwam op eerdere rechtspraak die stelde dat de bereidheid van de ouder om het kind in het pleeggezin te laten opgroeien een belemmering vormde voor ontheffing van het gezag.
De Hoge Raad concludeerde dat er voldoende gronden waren voor de ontheffing van het ouderlijk gezag, gezien de omstandigheden van het geval en het belang van het kind. De vader had geen kans op hereniging met het kind, en de continuïteit van de opvoedingssituatie in het pleeggezin was van groot belang. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de vader, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters werden bevestigd.