ECLI:NL:HR:2008:BC5382

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/258HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad tussen makelaars over schadevergoeding na verkoop onroerend goed

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee makelaars over schade die de kopende makelaar heeft geleden na de verkoop van onroerend goed aan een derde partij. De eiseres, bestaande uit drie makelaars, heeft de verweerder, een bedrijfs makelaardij, gedagvaard voor de rechtbank Haarlem. De eis was gericht op een schadevergoeding van € 84.050, inclusief rente en kosten. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 12 mei 2004 een comparitie van partijen gelast. In het eindvonnis van 6 oktober 2004 werd de verweerder veroordeeld tot betaling van € 10.660, maar het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

De verweerder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 15 juni 2006 het eindvonnis van de rechtbank vernietigde en de vordering van de eiseres alsnog afwees. Tegen dit arrest heeft de eiseres cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 470,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

29 februari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/258HR
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Eiser 2],
wonende te [vestigingsplaats],
3. [Eiser 3],
wonende te [vestigingsplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen,
t e g e n
[Verweerder] h.o.d.n. [A] BEDRIJFSMAKELAARDIJ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser c.s.] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser c.s.] heeft bij exploot van 19 februari 2004 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Haarlem en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 84.050,--, met rente en kosten.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
Na een tussenvonnis van 12 mei 2004, waarbij een comparitie van partijen is gelast, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 6 oktober 2004 [verweerder] veroordeeld tot betaling aan [eiser c.s.] van een bedrag van € 10.660,--, te vermeerderen met rente. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 15 juni 2006 heeft het hof het eindvonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [eiser c.s.] alsnog afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser c.s.] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middellen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser c.s.] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 470,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 29 februari 2008.