ECLI:NL:HR:2008:BC5015

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/321HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van hoofdaannemer na gasexplosie en afwijzing regresvordering door assuradeuren

In deze zaak gaat het om een regresvordering van assuradeuren tegen een hoofdaannemer na een gasexplosie. De eiseres, samen met [A] B.V., heeft de verweerster gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht, waarbij zij een bedrag van ƒ 950.498,-- vorderde, inclusief rente en kosten. De rechtbank heeft de vordering in een eindvonnis van 27 februari 2002 toegewezen. De verweerster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft op 10 augustus 2006 het beroep tegen een tussenvonnis van de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard en de eerdere vonnissen vernietigd, waardoor de vordering van de eiseres werd afgewezen. De eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

18 april 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/321HR
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft tezamen met [A] B.V. bij exploot van 7 december 1994 [verweerster] gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. Na wijziging van eis heeft [eiseres] gevorderd, kort gezegd, [verweerster] te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 950.498,--, met rente en kosten.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
Na tussenvonnissen van 30 september 1998, 20 december 2000 en 13 juni 2001, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 27 februari 2002 de vordering van [eiseres] toegewezen.
Tegen deze vonnissen heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 10 augustus 2006 heeft het hof het beroep tegen het tussenvonnis van de rechtbank van 30 september 1998 niet-ontvankelijk verklaard, de bestreden vonnissen van 20 december 2000, 13 juni 2001 en 27 februari 2002 vernietigd en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de door [eiseres] tegen [verweerster] ingestelde vordering afgewezen. Het hof heeft het hoger beroep voor het overige verworpen en [verweerster] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot veroordeling van [eiseres] tot terugbetaling.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerster] mede door mr. M.S. Goeman, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 6 maart 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 april 2008.