ECLI:NL:HR:2008:BC4874

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/119HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam inzake voorlopig deskundigenbericht in een verzekeringszaak

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht in het kader van een hoger beroep dat aanhangig was bij het gerechtshof te Amsterdam. De ouders van de eiser hebben op 21 maart 2005 een verzoekschrift ingediend, waarin zij stelden dat de verweerder, [verweerder 2], te hard had gereden op het moment van de aanrijding. Dit verzoek werd door AXA SCHADE N.V. en [verweerder 2] bestreden. Na een mondelinge behandeling heeft het hof op 8 juni 2006 het verzoek afgewezen, met de overweging dat zonder nader onderzoek kon worden vastgesteld dat [verweerder 2] niet met een zodanige snelheid had gereden dat dit tot een grotere bijdrage aan het ongeval had geleid dan 50%. Hierop heeft de eiser cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de afwijzing van het verzoek van de eiser niet langer stand kon houden, nu het arrest van het hof van 8 juni 2006 werd vernietigd. De Hoge Raad heeft AXA SCHADE N.V. en [verweerder 2] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de eiser zijn begroot op € 341,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 22 februari 2008.

Uitspraak

22 februari 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/119HR
RM/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
1. AXA SCHADE N.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. [Verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser], AXA en [verweerder 2], verweerders ook als AXA c.s.
1. Het geding in feitelijke instantie
Met een op 21 maart 2005 ter griffie van het gerechtshof te Amsterdam ingekomen verzoekschrift hebben de ouders van [eiser] het hof verzocht, kort gezegd, omtrent in dat verzoekschrift vermelde feiten en ten behoeve van het bij het hof tussen partijen aanhangige hoger beroep (ingeschreven onder rolnummer 04/1832) een voorlopig deskundigenbericht te gelasten opdat bewezen wordt dat [verweerder 2] op het moment van de aanrijding, respectievelijk vlak daaraan voorafgaand, te hard heeft gereden.
Axa c.s. hebben het verzoek bestreden.
Na mondelinge behandeling van het verzoek, heeft het hof bij beschikking van 8 juni 2006 het verzoek afgewezen.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
AXA c.s. zijn in cassatie niet verschenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 24 december 2007 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Deze zaak hangt samen met de tussen dezelfde partijen bij de Hoge Raad onder rolnummer C06/268 aanhangige zaak, waarin eveneens heden uitspraak wordt gedaan.
3.2 In de bestreden beschikking van 8 juni 2006 heeft het hof het hiervoor in 1 vermelde verzoek afgewezen met verwijzing naar de in zijn arrest van dezelfde datum opgenomen overweging dat zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat [verweerder 2] niet met een zodanige snelheid heeft gereden dat dit tot een grotere bijdrage van zijn wijze van rijden aan het ongeval dan 50% heeft geleid, waaraan het hof de gevolgtrekking verbond dat [eiser] bij zijn verzoek onvoldoende belang heeft.
3.3 Nu het arrest van het hof van 8 juni 2006 in het hiervoor vermelde arrest van heden wordt vernietigd met verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage, komt daarmee de grond te ontvallen aan de afwijzing van het verzoek van [eiser]. Het hiertoe strekkende onderdeel II van het middel is dan ook gegrond. Het middel behoeft voor het overige geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 8 juni 2006;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt AXA c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 341,38 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 februari 2008.