ECLI:NL:HR:2008:BC4845

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/120HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van niet te goeder trouw ontstaan van schulden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, aangeduid als [verzoeker], had op 2 maart 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Arnhem om de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren. De rechtbank heeft dit verzoek op 1 mei 2007 afgewezen. Hierop heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 18 juni 2007 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft [verzoeker] cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekte tot verwerping van het beroep, wat door de Hoge Raad is overgenomen.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president J.B. Fleers en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, F.B. Bakels, W.D.H. Asser, en is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De beslissing houdt in dat het beroep van [verzoeker] wordt verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand blijven.

Uitspraak

11 april 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/120HR
IV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker]
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker tot cassatie zal hierna worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 2 maart 2007 ter griffie van de rechtbank Arnhem ingekomen verzoekschrift heeft [verzoeker] zich gewend tot die rechtbank en verzocht ten aanzien van hem de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De rechtbank heeft bij vonnis van 1 mei 2007 het verzoek afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Na mondelinge behandeling heeft het hof bij arrest van 18 juni 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, P.C. Kop, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 april 2008.