ECLI:NL:HR:2008:BC4496

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/078HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over nietigverklaring van erkenning door de biologische vader van een minderjarig kind

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de biologische vader van een minderjarig kind en de moeder c.s. over het verzoek tot nietigverklaring van de erkenning door de echtgenoot van de moeder. De verwekker heeft op 10 januari 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Arnhem, waarin hij verzocht om de erkenning van het kind door de andere man nietig te verklaren en vervangende toestemming te verlenen voor zijn eigen erkenning. De rechtbank heeft op 18 juli 2005 geoordeeld dat de erkenning door de andere man nietig is en heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast de erkenning op de geboorteakte door te halen. De moeder en de andere man hebben echter hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 21 maart 2006 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en het verzoek van de verwekker heeft afgewezen.

De verwekker heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verwekker verworpen. De beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en openbaar uitgesproken door E.J. Numann op 21 maart 2008.

Uitspraak

21 maart 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/078HR
JMH/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
1. [Verweerster 1],
2. [Verweerder 2],
beiden wonende te [woonplaats],
3. [Verweerder 3],
kantoorhoudende te [plaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering.
De verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als de verwekker; de wederpartijen zullen ieder afzonderlijk worden aangeduid als de moeder, de andere man en de bijzonder curator.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 10 januari 2005 gedateerd en op 18 januari 2005 ter griffie van de rechtbank Arnhem ingekomen verzoekschrift heeft de verwekker zich gewend tot die rechtbank en verzocht te bepalen dat de erkenning van [het kind], hierna: het kind, door de andere man nietig is en verzocht vervangende toestemming te verlenen voor erkenning door hem, met doorhaling van de erkenning door de andere man.
Bij beschikking van 10 februari 2005 heeft de rechtbank een bijzonder curator benoemd.
De moeder heeft het verzoek bestreden en de bijzonder curator heeft schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft bij beschikking van 18 juli 2005 bepaald dat de op 29 april 2004 gedane erkenning van het kind door de andere man nietig is, de ambtenaar van de burgerlijke stand te Tiel gelast de latere vermelding betreffende de erkenning op de geboorteakte door te halen, en vervangende toestemming verleend tot erkenning van het kind door de verwekker.
Tegen deze beschikking hebben de moeder en de andere man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij beschikking van 21 maart 2006 - niet uitvoerbaar bij voorraad - heeft het hof de uitspraak van de rechtbank vernietigd, voor zover daarbij is bepaald dat de op 29 april 2004 gedane erkenning van het kind door de andere man nietig is, de ambtenaar van de burgerlijke stand te Tiel is gelast de latere vermelding betreffende de erkenning op de geboorteakte door te halen en vervangende toestemming is verleend tot erkenning van het kind door de verwekker. In zoverre, opnieuw beschikkende, heeft het hof het verzoek van de verwekker afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft verwekker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder en de andere man hebben verzocht het beroep te verwerpen De bijzondere curator heeft geen verweer gevoerd.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 maart 2008.