ECLI:NL:HR:2008:BC4329
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- A.R. Leemreis
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag BPM en vrijstellingsvergunning
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar de Inspecteur handhaafde deze. Het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof. De Minister van Financiën diende een verweerschrift in.
De Hoge Raad heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van het Hof vernietigd. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de belanghebbende niet kon profiteren van de vrijstelling van BPM, omdat hij niet tijdig een aanvraag had ingediend. De Hoge Raad benadrukte dat het vrije verkeer van werknemers, zoals vastgelegd in artikel 39 EG, in dit geval van toepassing is. Dit betekent dat een belastingheffing niet kan plaatsvinden zonder dat de inspecteur heeft beoordeeld of de belanghebbende in aanmerking komt voor de vrijstelling.
De Hoge Raad oordeelde verder dat de klachten van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, maar dat er ambtshalve grond voor cassatie aanwezig was. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet had voldaan aan de vereisten van het evenredigheidsbeginsel en dat de belasting niet geheven mocht worden zonder een beoordeling van de omstandigheden waaronder de auto ter beschikking was gesteld aan de belanghebbende. De Hoge Raad gelastte bovendien dat de Staat het griffierecht van € 207 aan de belanghebbende vergoedt. De proceskosten worden door het verwijzingshof beoordeeld.