ECLI:NL:HR:2008:BC4290
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Onbegrijpelijke strafmotivering bij mishandeling door verdachte en zoon
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1956 en wonende te Heerenveen, was eerder veroordeeld voor het subsidiair medeplegen van mishandeling. Het Hof had de verdachte een taakstraf van 50 uren opgelegd, subsidiair 25 dagen hechtenis, na een incident op 24 september 2004 waarbij de verdachte samen met zijn zoon een persoon, genaamd [slachtoffer], mishandeld had. De verdachte had het slachtoffer met een PVC-buis geslagen, wat leidde tot letsel en pijn. De strafmotivering van het Hof werd door de Hoge Raad als onbegrijpelijk beoordeeld, omdat het Hof ten onrechte had aangenomen dat het primair tenlastegelegde was bewezenverklaard, terwijl de bewezenverklaring en kwalificatie in werkelijkheid op het subsidiair tenlastegelegde waren gebaseerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de feiten een onvoorwaardelijke werkstraf rechtvaardigden, maar dat een vrijheidsstraf niet passend was, gezien de omstandigheden van de zaak en het strafregister van de verdachte.