ECLI:NL:HR:2008:BC4290

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03601/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbegrijpelijke strafmotivering bij mishandeling door verdachte en zoon

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1956 en wonende te Heerenveen, was eerder veroordeeld voor het subsidiair medeplegen van mishandeling. Het Hof had de verdachte een taakstraf van 50 uren opgelegd, subsidiair 25 dagen hechtenis, na een incident op 24 september 2004 waarbij de verdachte samen met zijn zoon een persoon, genaamd [slachtoffer], mishandeld had. De verdachte had het slachtoffer met een PVC-buis geslagen, wat leidde tot letsel en pijn. De strafmotivering van het Hof werd door de Hoge Raad als onbegrijpelijk beoordeeld, omdat het Hof ten onrechte had aangenomen dat het primair tenlastegelegde was bewezenverklaard, terwijl de bewezenverklaring en kwalificatie in werkelijkheid op het subsidiair tenlastegelegde waren gebaseerd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling. De Hoge Raad oordeelde dat de feiten een onvoorwaardelijke werkstraf rechtvaardigden, maar dat een vrijheidsstraf niet passend was, gezien de omstandigheden van de zaak en het strafregister van de verdachte.

Uitspraak

25 maart 2008
Strafkamer
nr. 03601/06
SM/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 25 juli 2006, nummer 24/001383-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden van 29 juni 2005 - de verdachte ter zake van subsidiair "medeplegen van mishandeling" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en een zodanige op art. 440 Sv gegronde beslissing zal nemen als aan de Hoge Raad gepast voorkomt.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat "de strafmotivering, in het licht van de bewezenverklaring en de kwalificatie, onbegrijpelijk is".
3.2.1. Aan de verdachte is bij inleidende dagvaarding tenlastegelegd primair het medeplegen van poging tot zware mishandeling en subsidiair het medeplegen van mishandeling.
3.2.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de Advocaat-Generaal bij het Hof aldaar gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair vijfentwintig dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren. Het Hof legde een werkstraf van vijftig uren op.
3.2.3. Het verkorte arrest houdt in dat het Hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte:
"op 24 september 2004 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [slachtoffer]
- meermalen met een Pvc-buis tegen het lichaam heeft geslagen en
- meermalen met kracht met zijn hand tegen het
gezicht/hoofd heeft geslagen waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden."
3.2.4. Het verkorte arrest houdt met betrekking tot de kwalificatie van het bewezenverklaarde het volgende in:
"Subsidiair: medeplegen van mishandeling."
3.2.5. Het verkorte arrest houdt als strafmotivering - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft samen met zijn zoon het slachtoffer [slachtoffer] toegetakeld. Hij kreeg klappen. Terwijl de zoon van verdachte het slachtoffer bleef slaan, heeft verdachte een pvc-buis opgehaald. Met die buis heeft hij het slachtoffer meerdere keren tegen het lichaam geslagen. Verdachte en zijn zoon hebben het slachtoffer dusdanig mishandeld, dat hij hierdoor het bewustzijn verloor. Op deze wijze hebben verdachte en zijn zoon de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en hebben zij zijn gezondheid in gevaar gebracht.
Hoewel het hof met de advocaat-generaal van oordeel is dat dit een ernstig feit betreft, zal het hof, anders dan gevorderd, aan verdachte geen vrijheidstraf opleggen, ook niet in voorwaardelijke zin.
Gelet op het feit dat verdachte het conflict niet heeft geïnitieerd en gelet op het feit dat uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 23 mei 2006 niet blijkt van recente veroordelingen, is een dergelijke vrijheidsstraf geen passende sanctie.
De feiten rechtvaardigen echter wel een onvoorwaardelijke werkstraf. Nu het hof, anders dan de rechtbank, tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt, zal het hof aan verdachte een werkstraf opleggen van dezelfde duur als door de advocaat-generaal gevorderd."
3.3. Blijkens de strafmotivering is het Hof bij de strafoplegging ervan uitgegaan dat het primair tenlastegelegde is bewezenverklaard, terwijl in het verkorte arrest de bewezenverklaring en de kwalificatie zijn gegrond op hetgeen subsidiair is tenlastegelegd. De motivering van de strafoplegging is dus onbegrijpelijk. Het middel klaagt daarover terecht.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt het vorenoverwogene mee dat als volgt moet worden beslist
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 25 maart 2008.