ECLI:NL:HR:2008:BC4289

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03587/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in een diefstalzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2008 uitspraak gedaan over een herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo. De aanvrager, die in 2006 was veroordeeld voor diefstal, heeft een verzoek tot herziening ingediend op basis van de stelling dat hij ten tijde van het delict niet ter plaatse was en dat er sprake was van persoonsverwisseling. De aanvrager heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een gespreksverslag van een vergadering waarin hij op de betreffende tijd aanwezig was, en foto’s die de verwarring met een andere persoon ondersteunen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanvrager niet herkend werd door de aangever en een van de betrokken politieambtenaren, wat de stelling van de aanvrager versterkt.

De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening gegrond verklaard en de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis bevolen. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor een nieuwe behandeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de aanvrage gegrond moest worden verklaard, en dat de zaak opnieuw behandeld moest worden op basis van de nieuwe feiten die zijn gepresenteerd. De Hoge Raad oordeelde dat, indien de Politierechter op de hoogte was geweest van deze feiten, hij de aanvrager waarschijnlijk zou hebben vrijgesproken. Dit arrest benadrukt het belang van nieuwe bewijsstukken in herzieningsprocedures en de mogelijkheid van persoonsverwisseling in strafzaken.

Uitspraak

25 maart 2008
Strafkamer
nr. 03587/06 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 10 juli 2006, nummer 08/800772-06, ingediend door mr. E.F.E. Hoekstra, advocaat te Alkmaar, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, te dezen domicilie kiezende te Alkmaar ten kantore van zijn raadsvrouwe.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "diefstal" veroordeeld tot een geldboete van € 565,-, subsidiair 11 dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager beroept zich op een alibi en voert daartoe aan dat hij ten tijde van het plegen van het strafbare feit een vergadering had in Heerhugowaard. Voorts wijst hij erop dat de aangehouden verdachte, wiens foto's bij het proces-verbaal van de politie zijn gevoegd, niet lijkt op de aanvrager.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoer- legging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
4.1. De aantekening van het mondeling vonnis houdt in dat op 23 mei 2006 een diefstal is gepleegd. De Politierechter heeft recht gedaan op processen-verbaal van de politie die, voor zover hier van belang, inhouden dat het feit is gepleegd in een winkel te Enschede op een tijdstip tussen 15.34 en 15.50 uur en dat de aangever om 15.50 uur een man en een vrouw op verdenking van winkeldiefstal heeft overgeleverd aan ter plaatse gekomen politieambtenaren. Voorts zijn bij die processen-verbaal kleurenafdrukken gevoegd van een met behulp van een videocamerabewakingssysteem gemaakte opname van de aangehouden personen van wie de man zich na de aanhouding heeft bediend van de personalia van de aanvrager.
4.2.1. Bij de aanvrage zijn onder meer overgelegd:
(i) een "gespreksverslag", voorzien van originele handtekeningen van de drie deelnemers, inhoudende dat op 23 mei 2006 te Heerhugowaard van 15.00 tot 16.00 uur een vergadering heeft plaatsgevonden waaraan onder meer [aanvrager] namens de stichting [A] heeft deelgenomen;
(ii) een kopie van een bladzijde met een pasfoto en een handtekening uit een op naam van de aanvrager gesteld paspoort (welke handtekening gelijkt op die onder voornoemd gespreksverslag);
(iii) op papier afgedrukte kleurenfoto's van een man (die gelijkt op de man op de zojuist genoemde pasfoto);
(iv) een uitgeknipt krantenartikel van 20 januari 2007 met een kleurenfoto van een man die volgens een onderschrift zou zijn: [aanvrager], bestuurslid van het [A]centrum in Noord-Holland.
4.2.2. Aan het dossier van de aanvrager zijn stukken toegevoegd van een nader onderzoek dat de politie, na het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis, op last van het Openbaar Ministerie heeft uitgevoerd naar aanleiding van een aan de Officier van Justitie te Almelo gerichte faxbrief van de aanvrager van 7 augustus 2006. De resultaten van dit onderzoek zijn onder meer gerelateerd in ambts-edige processen-verbaal. Die resultaten zijn weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5. Die houden voor zover hier van belang in:
- dat de aangever alsmede één van de bij de aanhouding van de verdachte betrokken politieambtenaren de aanvrager aan de hand van de van hem verstrekte foto niet herkennen als de aangehouden man;
- dat de aangever wel iemand anders van een foto voor honderd procent herkent als de door hem aangehouden man, zijnde die andere persoon iemand met wie de destijds aangehouden vrouw op hetzelfde adres woonde.
4.3. De inhoud van de hiervoor onder 4.2 genoemde processen-verbaal en andere geschriften geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat de aanvrager ten tijde van het delict, waarvoor hij is veroordeeld, niet ter plaatse is geweest en dat sprake is geweest van persoonsverwisseling.
4.4. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Politierechter, ware deze met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvrage gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 10 juli 2006;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 25 maart 2008.