ECLI:NL:HR:2008:BC4274

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03278/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over strafmotivering bij eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en het Hof had deze eerdere veroordeling als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt bij de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd dat de eerdere veroordeling daadwerkelijk relevant was voor de strafoplegging in deze zaak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbeoordeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de vrijspraak van de verdachte voor het primair tenlastegelegde blijft staan. De zaak betreft een poging tot opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij de verdachte op 14 januari 2002 cocaïne naar Nederland wilde brengen. De Hoge Raad concludeert dat de overweging van het Hof over de eerdere veroordeling niet begrijpelijk is, omdat het uittreksel Justitiële Documentatie niet aantoont dat de verdachte voor een soortgelijk feit was veroordeeld voorafgaand aan het huidige feit. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige strafmotivering door lagere rechters, vooral wanneer eerdere veroordelingen worden ingeroepen als strafverzwarende omstandigheden.

Uitspraak

25 maart 2008
Strafkamer
nr. 03278/06
RS/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 augustus 2006, nummer 23/004102-05, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 19 juli 2005 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van subsidiair "poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod", veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de strafoplegging en tot zodanige op art. 440 Sv gegronde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof de oplegging van de straf onvoldoende met redenen heeft omkleed nu het in aanmerking heeft genomen dat de verdachte eerder ter zake van het plegen van soortgelijke feiten is veroordeeld, terwijl dit, anders dan het Hof heeft overwogen, uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 21 juni 2006 niet kan volgen.
4.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 14 januari 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 1,460 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op het bij de Opiumwet behorende lijst I, -een koffer, bevattende die cocaïne, voor de vlucht met bestemming Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op de luchthaven van Curaçao, heeft ingecheckt en
-vervolgens is hij, verdachte, in het vliegtuig, met bestemming Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, gestapt en
-vervolgens naar de luchthaven Schiphol gereisd en aldaar geland, waarbij zijn koffer, bevattende die cocaïne, is achtergebleven op de luchthaven van Curaçao, Nederlandse Antillen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
4.3. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak de oplegging van de hiervoor onder 1 vermelde straf als volgt gemotiveerd, voor zover hier van belang:
"Het hof heeft bij de strafoplegging mede in aanmerking genomen een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 juni 2006, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van het plegen van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Anderzijds heeft het hof er bij de strafoplegging rekening mee gehouden dat sprake is van een oud feit."
4.4.1. Gelet op de bewoordingen van de hiervoor onder 4.3 weergegeven overweging moet 's Hofs overweging zo worden verstaan dat het Hof een eerdere veroordeling ter zake van soortgelijke feiten heeft aangemerkt als een strafverzwarende omstandigheid en aldus strafverhogend heeft geacht dat de verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd nadat hij (onherroepelijk) was veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten.
4.4.2. Vorenbedoeld uittreksel, dat zich inmiddels bij de stukken van het dossier waarvan de Hoge Raad kennis neemt bevindt, houdt niet in dat de verdachte voorafgaand aan het plegen van het onderhavige feit is veroordeeld voor een soortgelijk feit. De hiervoor weergegeven overweging van het Hof voor zover inhoudende dat de verdachte blijkens dat uittreksel "eerder ter zake van het plegen van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld" is daarom
- mede in aanmerking genomen hetgeen hiervoor onder 4.4.1 is overwogen - niet begrijpelijk.
4.5. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 25 maart 2008.