ECLI:NL:HR:2008:BC4199
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Interpretatie van het begrip 'gebruik maken van het openbaar vervoer' in de Wet personenvervoer 2000
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 april 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vrijspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was ten laste gelegd dat hij op 20 juni 2005 in Oss gebruik had gemaakt van het openbaar vervoer, namelijk een trein van de N.V. Nederlandse Spoorwegen, zonder geldig vervoersbewijs. Het Hof had de verdachte vrijgesproken, omdat het van mening was dat het betreden van een voor vertrek gereedstaande trein zonder geldig vervoerbewijs niet kon worden aangemerkt als 'gebruik maken van het openbaar vervoer' in de zin van de Wet personenvervoer 2000 (WPV 2000). De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof een te beperkte opvatting had van dit begrip. De Hoge Raad stelde vast dat de wet niet expliciet definieert wat 'gebruik maken van het openbaar vervoer' inhoudt, maar dat uit de wetsgeschiedenis en de samenhang tussen de WPV 2000 en het Besluit personenvervoer 2000 (BPV 2000) kan worden afgeleid dat dit begrip ook van toepassing is op het moment dat een reiziger een vervoermiddel betreedt. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe beoordeling. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat in aanmerking moet worden genomen bij een eventuele strafoplegging.