ECLI:NL:HR:2008:BC4065

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/041HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over arbeidsongeschiktheidsverzekering en uitleg polis in Antillenzaak

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] en de AMERICAN LIFE INSURANCE COMPANY N.V. (Alico) over een arbeidsongeschiktheidsverzekering. [Eiser] heeft op 19 januari 2006 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, waarin hij Alico verzocht om bij wijze van voorschot een bedrag van NAƒ 67.824,78 te betalen. Alico heeft dit verzoek bestreden. Het Gerecht heeft op 17 februari 2006 Alico veroordeeld tot betaling van NAƒ 66.000,-- aan [eiser]. Alico ging in hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat op 23 januari 2007 het vonnis van het Gerecht vernietigde en Alico veroordeelde tot betaling van NAƒ 28.125,-- aan [eiser]. Hierop heeft [eiser] cassatie ingesteld, terwijl Alico incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 maart 2008 het principale cassatieberoep van [eiser] verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan [eiser] opgelegd. In het incidentele cassatieberoep heeft de Hoge Raad het vonnis van het hof vernietigd, maar alleen voor zover het betreft de veroordeling van Alico tot betaling van NAƒ 28.125,--. De Hoge Raad heeft Alico veroordeeld om tegen bewijs van kwijting NAƒ 27.500,-- aan [eiser] te betalen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

14 maart 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/041HR
MK/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende op [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
AMERICAN LIFE INSURANCE COMPANY N.V.,
gevestigd op Curaçao,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Alico.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 19 januari 2006 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, ingekomen verzoekschrift in kort geding heeft [eiser] zich gewend tot dat gerecht en verzocht, kort gezegd en na wijziging van eis, Alico te bevelen bij wijze van voorschot op een te betalen schadevergoeding aan hem te betalen een bedrag van NAƒ 67.824,78, met rente en kosten.
Alico heeft het verzoek bestreden.
Het gerecht heeft bij vonnis van 17 februari 2006 Alico veroordeeld om aan [eiser] te betalen een bedrag van NAƒ 66.000,--.
Tegen dit vonnis heeft Alico hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Bij vonnis van 23 januari 2007 heeft het hof het vonnis van het gerecht vernietigd en, opnieuw rechtdoende, Alico veroordeeld om aan [eiser] te betalen een bedrag van NAƒ 28.125,--.
Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Alico heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Alico heeft in het principale cassatieberoep geconcludeerd tot verwerping. [Eiser] heeft in het incidentele cassatieberoep geconcludeerd tot referte.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt in het principale cassatieberoep tot verwerping, in het incidentele cassatieberoep tot vernietiging van het in cassatie bestreden vonnis van het hof, doch slechts in zoverre als Alico is veroordeeld tot betaling van NAƒ 28.125,-- en voorts tot afdoening als in de conclusie onder 5.5 vermeld.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 10 januari 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
4.1 Onderdeel 2.1 klaagt terecht dat het hof buiten de rechtsstrijd in appel is getreden door, ondanks de omstandigheid dat [eiser] geen grief heeft gericht tegen het oordeel van het Gerecht dat de maximale maandvergoeding NAƒ 5.500,-- bedroeg, uit te gaan van een bedrag van NAƒ 5.625,--. Het hof heeft dan ook ten onrechte Alico veroordeeld tot betaling van (5x Naƒ 5.625,--) NAƒ 28.125,-- aan [eiser]. Dit bedrag had immers moeten zijn: (5x NAƒ 5.500,--) NAƒ 27.500,--. Het vonnis van het hof kan daarom niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.
4.2 Onderdeel 2.2 behoeft geen behandeling.
4.3 Nu [eiser] de bestreden beslissing van het hof niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
In het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Alico begroot op € 506,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 23 januari 2007 doch alleen voor zover het betreft de veroordeling van Alico om tegen bewijs van kwijting Naƒ 28.125,-- aan [eiser] te betalen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Alico om tegen bewijs van kwijting Naƒ 27.500,-- aan [eiser] te betalen;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 14 maart 2008.