ECLI:NL:HR:2008:BC3930
Hoge Raad
- Cassatie
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Faillissementsrecht en de toestand van te hebben opgehouden te betalen
In deze zaak heeft Bruynzeel Keukens en Kasten B.V. op 29 mei 2007 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Rotterdam om [verzoeker] in staat van faillissement te verklaren. [Verzoeker] heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 3 juli 2007 het verzoek van Bruynzeel afgewezen. Hierop heeft Bruynzeel hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Na behandeling van de zaak heeft het hof op 13 november 2007 de beschikking van de rechtbank vernietigd en [verzoeker] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van een rechter-commissaris en aanstelling van een curator. Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van [verzoeker] verworpen, en dit arrest is uitgesproken op 21 maart 2008 door de raadsheren P.C. Kop, F.B. Bakels, W.D.H. Asser en E.J. Numann.