ECLI:NL:HR:2008:BC3928
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Alimentatie tussen gewezen echtelieden en de niet-toepasselijkheid van artikel 1:160 BW
In deze zaak heeft de man, wonende te [woonplaats], op 17 februari 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage. Hij verzocht primair om te bepalen dat zijn verplichting tot het betalen van partneralimentatie aan de vrouw per 1 januari 2006 is geëindigd, dan wel dat deze op nihil zal worden gesteld. Subsidiair vroeg hij de rechtbank om de partneralimentatie vast te stellen op een door de rechtbank redelijk geachte hoogte. De vrouw, wonende te [woonplaats], heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft op 25 april 2006 de alimentatie vastgesteld op € 214,- per maand, ingaande op 1 januari 2006.
De man heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de vrouw wederom geen verweer heeft gevoerd. Op 11 april 2007 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beschikking heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft opnieuw geen verweer gevoerd in deze fase van de procedure. De Advocaat-Generaal J.R.L.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 11 april 2008 door de raadsheer E.J. Numann.