ECLI:NL:HR:2008:BC3928

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/132HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatie tussen gewezen echtelieden en de niet-toepasselijkheid van artikel 1:160 BW

In deze zaak heeft de man, wonende te [woonplaats], op 17 februari 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage. Hij verzocht primair om te bepalen dat zijn verplichting tot het betalen van partneralimentatie aan de vrouw per 1 januari 2006 is geëindigd, dan wel dat deze op nihil zal worden gesteld. Subsidiair vroeg hij de rechtbank om de partneralimentatie vast te stellen op een door de rechtbank redelijk geachte hoogte. De vrouw, wonende te [woonplaats], heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft op 25 april 2006 de alimentatie vastgesteld op € 214,- per maand, ingaande op 1 januari 2006.

De man heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de vrouw wederom geen verweer heeft gevoerd. Op 11 april 2007 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen deze beschikking heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft opnieuw geen verweer gevoerd in deze fase van de procedure. De Advocaat-Generaal J.R.L.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 11 april 2008 door de raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

11 april 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/132HR
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. I. Aardoom-Fuchs,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 17 februari 2006 ter griffie van de rechtbank 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en primair verzocht te bepalen dat de verplichting van de man tot het voldoen van partneralimentatie aan de vrouw per 1 januari 2006 is geëindigd c.q. zal worden gesteld op nihil en subsidiair verzocht de partneralimentatie vast te stellen als de rechtbank redelijk acht.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij beschikking van 25 april 2006 de bijdrage met ingang van 1 januari 2006 vastgesteld op € 214,-.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
De vrouw heeft wederom geen verweer gevoerd.
Bij beschikking van 11 april 2007 heeft het hof de beschikking van de rechtbank van 25 april 2006 bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweer gevoerd.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.R.L.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 april 2008.