ECLI:NL:HR:2008:BC3841

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/027HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en bruidschat in echtscheidingsprocedure tussen Nederlandse en Turkse echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden van Nederlandse en Turkse nationaliteit over de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage bestreden, waarin de sieraden uit de bruidschat aan haar waren toebedeeld, maar zij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot afgifte van deze sieraden. De rechtbank had op 21 november 2005 echtscheiding uitgesproken en de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld. De vrouw verzocht het gerechtshof te 's-Gravenhage om de beschikking te vernietigen en haar verzoek alsnog toe te wijzen. Het hof bekrachtigde echter de beschikking van de rechtbank bij beschikking van 15 november 2006, waarop de vrouw cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft op 8 februari 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. De klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vrouw dan ook verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt de juridische positie van bruidschatten in het kader van de verdeling van huwelijksgoederengemeenschappen en de rol van de rechterlijke instanties in dergelijke geschillen.

Uitspraak

8 februari 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/027HR
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E.J.W.F. Deen
t e g e n
[De man]
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 25 april 2005 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, tussen partijen echtscheiding uit te spreken en de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen, zoals door hem verzocht.
De vrouw heeft het verzoek ten aanzien van de vaststelling van de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap bestreden en harerzijds zelfstandig verzocht de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen, zoals door haar verzocht.
De rechtbank heeft bij beschikking van 21 november 2005 tussen partijen echtscheiding uitgesproken en voorts, voorzover thans van belang, de sieraden (uit de bruidsschat) aan de vrouw toebedeeld, onder bepaling dat de vrouw de helft van de waarde per de peildatum aan de man dient te voldoen. De rechtbank heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot afgifte van de sieraden en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw heeft het hof verzocht de beschikking ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgemeenschap te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de vrouw alsnog toe te wijzen.
Bij beschikking van 15 november 2006 heeft het hof de bestreden beschikking, voorzover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 8 februari 2008.