ECLI:NL:HR:2008:BC3838
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding met geschil over waarde echtelijke woning
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen voormalige echtelieden na hun echtscheiding op 23 juli 1998. De vrouw had de man gedagvaard om zijn medewerking te verlenen aan de verdeling van de gemeenschap, waaronder de echtelijke woning. De rechtbank te Middelburg heeft in een eindvonnis van 29 januari 2003 de waarde van de woning vastgesteld op ƒ 335.000,--, ondanks dat een deskundige de waarde op ruim ƒ 417.000,-- had getaxeerd. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, en het gerechtshof te 's-Gravenhage heeft in een eindarrest van 24 mei 2006 de eerdere vonnissen gedeeltelijk vernietigd en een aangepaste verdeling vastgesteld, waarbij de vrouw werd veroordeeld om een bedrag van € 46.093,43 aan de man te betalen.
De man heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, waarbij hij aanvoert dat het hof onterecht de waarde van de woning heeft vastgesteld op ƒ 335.000,--. De Hoge Raad oordeelt dat het hof een onbegrijpelijke uitleg heeft gegeven aan de stellingen van de man, die steeds heeft gesteld dat de waarde van de woning minimaal ƒ 335.000,-- was. De Hoge Raad vernietigt de arresten van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige waardebepaling in zaken van huwelijksgoederengemeenschappen en de noodzaak voor de rechter om de stellingen van partijen goed te begrijpen en te motiveren. De kosten van het geding in cassatie worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.