ECLI:NL:HR:2008:BC3835

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/235HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid in hoger beroep en herstelmogelijkheden bij niet-tijdige inschrijving

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een hoger beroep van G-Star International B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 3 maart 2004 in conventie een verklaring voor recht toegewezen aan G-Star, waarbij de verweerster werd geboden om iedere inbreuk op de auteursrechten van G-Star te staken en de voorraad inbreukmakende kledingstukken te vernietigen. Tevens werd de verweerster veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 16.377,36, inclusief rente en kosten. In reconventie verklaarde de rechtbank het merkdepot van G-Star nietig.

G-Star stelde hoger beroep in bij het gerechtshof te Amsterdam, maar werd door het hof op 1 juni 2006 niet-ontvankelijk verklaard in haar principale hoger beroep. De verweerster werd ook niet-ontvankelijk verklaard in haar incidentele beroep. G-Star ging in cassatie tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de procedurele gang van zaken rondom de inschrijving van de appeldagvaarding niet correct was behandeld door het hof. G-Star had de appeldagvaarding niet tijdig ingeschreven, maar had dit verzuim hersteld door een herstelexploot uit te brengen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat G-Star niet-ontvankelijk was in haar hoger beroep.

De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens werd de verweerster veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van G-Star werden begroot op € 448,50 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. Deze uitspraak benadrukt het belang van de herstelmogelijkheden in het procesrecht en de noodzaak voor een goede rechtspleging.

Uitspraak

8 februari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/235HR
MK/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
G-STAR INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: C.J.J.C. van Nispen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als G-Star en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van 3 maart 2004 heeft de rechtbank Amsterdam, kort gezegd, in conventie een door G-Star op grond van art. 13 Aw gevorderde verklaring voor recht toegewezen, [verweerster] geboden iedere inbreuk op de auteursrechten van G-Star te staken en de gehele voorraad inbreukmakende kledingstukken te vernietigen, alsmede [verweerster] veroordeeld om aan G-Star te voldoen een bedrag van € 16.377,36, met rente en kosten. In reconventie heeft de rechtbank het onder nummer 624182 ten name van G-Star ingeschreven Benelux merkdepot nietig verklaard en doorhaling van de inschrijving bevolen.
Tegen dit vonnis heeft G-Star hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Verweerster] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 1 juni 2006 heeft het hof G-Star niet-ontvankelijk verklaard in het door haar ingestelde (principale) hoger beroep en [verweerster] niet-ontvankelijk verklaard in het door haar ingestelde (incidentele) beroep.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft G-Star beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Wat betreft het verloop van de procedure verwijst de Hoge Raad naar de punten 1.1-1.10 van de conclusie van de Advocaat-Generaal en naar het hiervoor in 1 overwogene. Kort samengevat gaat het om het volgende.
G-Star is bij exploot van 2 juni 2004 - hierna: de appeldagvaarding - bij het hof in hoger beroep gekomen van een deels ten nadele van haar gewezen vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 maart 2004. Bij dat exploot heeft G-Star [verweerster] opgeroepen om te verschijnen op de rolzitting van het hof van 2 december 2004.
Bij exploot van 26 november 2004 - hierna: het nadere exploot - heeft G-Star, met wijziging van de appeldagvaarding in zoverre, [verweerster] tegen een latere roldatum, namelijk 26 mei 2005, opgeroepen. G-Star heeft de appeldagvaarding niet op de rol van 2 december 2004 laten inschrijven.
Vervolgens heeft G-Star bij exploot van 6 december 2004 - hierna: het herstelexploot - deze niet-inschrijving van de appeldagvaarding aangemerkt als een verzuim en [verweerster], onder instandlating van de appeldagvaarding, opgeroepen om te verschijnen op de rolzitting van 16 december 2004. De zaak is op de rol van die datum ingeschreven.
3.2.1 Het hof heeft G-Star in haar (principaal) appel niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat haar hiervoor beschreven handelwijze aan ontvankelijkheid in de weg stond.
3.2.2 Het hof was in rov. 2.3 van oordeel dat het nadere exploot geen wijziging had gebracht in de bij de appeldagvaarding aangezegde rechtsdag van 2 december 2004. Dit oordeel wordt in cassatie niet bestreden. Terecht, want, zoals volgt uit hetgeen de Hoge Raad, weliswaar onder het oude recht maar ook met geldigheid voor het huidige recht, heeft beslist in HR 15 december 2000, nr. C99/105, NJ 2002, 33, stond het G-Star in beginsel niet vrij de in de appeldagvaarding vermelde roldatum waartegen was gedagvaard, vóór die datum te wijzigen. Nu het nadere exploot niet (mede) strekte tot herstel van een processueel gebrek in de, op zichzelf tijdig uitgebrachte, appeldagvaarding, had dat exploot dan ook niet tot gevolg dat de dagvaarding met betrekking tot die roldatum werd gewijzigd.
3.2.3 Voorts heeft het hof in rov. 2.4 geoordeeld dat het herstelexploot niet het door G-Star beoogde effect heeft gehad. Volgens het hof brengen de eisen van een goede rechtspleging en het belang van de wederpartij om niet te lang in onzekerheid te blijven over de datum waarop appellant de zaak ter rolle zal (doen) inschrijven, mee dat grenzen mogen worden gesteld aan de reikwijdte van de herstelmogelijkheid die art. 125 lid 2 (oud - thans lid 4) Rv. biedt. In het onderhavige geval bracht die begrenzing naar het oordeel van het hof mee dat G-Star de na het nadere exploot bij [verweerster] teweeggebrachte onzekerheid over de vraag of G-Star nog wel zou doorprocederen of dat het appel zou moeten afstuiten op de hiervoor vermelde rechtspraak van de Hoge Raad, nog slechts had kunnen wegnemen door de dagvaarding op de rol van 2 december 2004 te laten inschrijven, wat zij niet heeft gedaan.
3.2.4 Dit oordeel is onjuist en daarover klaagt het middel in onderdeel 1.2 (onderdeel 1 bevat slechts een algemene klacht en onderdeel 1.1 bevat geen klacht) terecht. Ingevolge art. 125 lid 1 Rv. (krachtens art. 353 lid 1 Rv. in hoger beroep van overeenkomstige toepassing) is het geding in hoger beroep door het uitbrengen van de appeldagvaarding aanhangig geworden. Op grond van het bepaalde in art. 125 (thans) lid 4 Rv. verviel in beginsel de aanhangigheid van de zaak als gevolg van het verzuim de dagvaarding tijdig ter griffie in te dienen ter inschrijving op de in de appeldagvaarding vermelde rol van 2 december 2004. Dat verval kon evenwel op grond van dezelfde bepaling worden hersteld door binnen twee weken na die roldatum een geldig herstelexploot te doen uitbrengen met oproeping tegen een nieuwe roldatum. Dat is gebeurd door het uitbrengen van het herstelexploot van 6 december 2004, gevolgd door de inschrijving van de zaak op de rol van 16 december 2004.
3.2.5 Anders dan het hof heeft geoordeeld, kon aan een en ander het nadere exploot van 26 november 2004 niet afdoen, nu dat, zoals blijkt uit hetgeen hiervoor in 3.2.2 is overwogen, geen rechtsgevolg teweeg kon brengen, en dit voor [verweerster] aanstonds duidelijk moet zijn geweest op grond van de door het hof genoemde rechtspraak. Daarom heeft het hof ten onrechte gewicht gehecht aan de door het hof aangenomen onzekerheid van [verweerster] omtrent - kort gezegd - de (datum van) inschrijving van de zaak in appel. Dit geldt overigens temeer nu de zaak reeds op de rol van twee weken na de oorspronkelijke roldatum is ingeschreven. Daarom slaagt ook onderdeel 1.3.
3.3 Op grond van het voorgaande slaagt de klacht van het middel dat hof ten onrechte G-Star niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep, zodat het bestreden arrest niet in stand kan blijven.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 juni 2006;
verwijst het geding naar het gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van G-Star begroot op € 448,50 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, F.B. Bakels, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 8 februari 2008.