ECLI:NL:HR:2008:BC3787
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1981, had een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd gekregen, welke door het Hof was vastgesteld na vernietiging van een eerder vonnis van de Rechtbank te Dordrecht. De Hoge Raad heeft op 12 februari 2008 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 01225/07.
De advocaat van de verdachte, mr. E.D. van Elst, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarbij de Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in de cassatiefase is overschreden. Dit heeft geleid tot een strafvermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie jaar naar twee jaar en negen maanden.
De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat het tweede middel, dat betrekking had op de motivering van het Hof, niet met voldoende precisie was onderbouwd en daarom faalde. Het derde middel werd eveneens verworpen, omdat het geen aanleiding gaf voor cassatie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.