ECLI:NL:HR:2008:BC3763
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kwalificatie van bewezenverklaarde feiten in een WOTS-zaak met betrekking tot heroïne-invoer en vuurwapens
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Groningen. De zaak betreft een veroordeelde die in het Verenigd Koninkrijk was veroordeeld door het Crown Court te Liverpool voor het opzettelijk invoeren van heroïne en het in bezit hebben van vuurwapens. De Rechtbank had op basis van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) verlof verleend tot tenuitvoerlegging van de Britse straf in Nederland. De veroordeelde, die gedetineerd was in Nederland, heeft cassatie ingesteld tegen deze beslissing.
De Hoge Raad heeft de kwalificatie van de feiten door de Rechtbank beoordeeld. De Rechtbank had geoordeeld dat de feiten zoals bewezen verklaard door de Britse rechter, naar Nederlands recht moesten worden gekwalificeerd als opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie. De verdediging voerde aan dat de Britse kwalificatie van 'Conspiracy' zou moeten leiden tot een andere kwalificatie onder het Nederlandse recht, namelijk samenspanning.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had vastgesteld dat de gedragingen van de veroordeelde voldeden aan de bestanddelen van de Nederlandse delictsomschrijvingen. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel en bevestigde de beslissing van de Rechtbank, waarbij de veroordeelde een gevangenisstraf van negen jaren werd opgelegd, met inachtneming van de tijd die hij in het Verenigd Koninkrijk had doorgebracht ter uitvoering van de opgelegde straf. De uitspraak benadrukt het belang van de dubbele strafbaarheid en de uitleg van feiten in het kader van internationale samenwerking bij strafrechtelijke veroordelingen.