ECLI:NL:HR:2008:BC3748
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch inzake poging tot doodslag en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot doodslag en kreeg een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De verdediging voerde aan dat het Hof niet voldoende gemotiveerd was ingegaan op de bewijsverweren die door de raadsman waren aangevoerd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof in strijd met artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering had gehandeld door niet expliciet de redenen te geven voor het gebruik van bepaalde getuigenverklaringen als bewijs. Dit verzuim leidde tot nietigheid van de uitspraak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw op het bestaande hoger beroep kan worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad benadrukte het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak voor het Hof om gemotiveerd in te gaan op de argumenten van de verdediging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 september 2003 in Tilburg, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk beroven van het leven van een slachtoffer. De verdediging stelde dat de herkenning van de verdachte door getuigen vervuild was en dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven en dat de middelen voor het overige geen bespreking behoefden.