ECLI:NL:HR:2008:BC3719

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43490
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P.J. van Amersfoort
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van nadere uitspraak inzake schadevergoeding door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 februari 2008 uitspraak gedaan in cassatie op het beroep van de Minister van Financiën tegen een nadere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof had op 1 februari 2006 uitspraak gedaan op het beroep van X B.V. tegen de uitspraak van de Inspecteur over de aan haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997. Het Hof verklaarde het beroep gegrond en heropende het onderzoek voor een nadere uitspraak over de schadevergoeding die X B.V. had verzocht in verband met de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase. Op 12 juli 2006 oordeelde het Hof dat de Inspecteur € 8624 aan schadevergoeding moest betalen aan X B.V.

De Hoge Raad heeft het beroep van de Minister gegrond verklaard en de nadere uitspraak van het Hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien de uitspraak in de zaak met nummer 43083, het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond was verklaard. Dit betekende dat er geen plaats was voor toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht, waardoor de uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgang en de voorwaarden waaronder schadevergoeding kan worden toegewezen in bestuursrechtelijke procedures. De Hoge Raad heeft hiermee een duidelijke lijn uitgezet over de toepassing van artikel 8:73 Awb in situaties waarin eerdere uitspraken de basis voor schadevergoeding ondermijnen.

Uitspraak

Nr. 43.490
8 februari 2008
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Minister van Financiën tegen de nadere uitspraak als bedoeld in artikel 8:73, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 juli 2006, nr. P04/04448, betreffende het verzoek van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tot toekenning van schadevergoeding.
1. Het geding in feitelijke instantie
Het Hof heeft op 1 februari 2006 uitspraak gedaan op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Inspecteur op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997. In deze uitspraak heeft het Hof het beroep gegrond verklaard en het onderzoek heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak op het verzoek van belanghebbende tot toekenning van een schadevergoeding in verband met de door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase.
Bij de nadere uitspraak van 12 juli 2006 heeft het Hof de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende geleden schade tot een bedrag van € 8624. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Minister heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
Het middel slaagt. Bij het heden in de zaak met nummer 43083 tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad is met vernietiging van 's Hofs uitspraak van 1 februari 2006 het onder 1 vermelde beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond verklaard. Zulks brengt mee dat voor toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht geen plaats is. 's Hofs op dat artikel gebaseerde uitspraak kan mitsdien niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond, en
vernietigt de nadere uitspraak van het Hof.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2008.