ECLI:NL:HR:2008:BC3407

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11789 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens vermeende persoonsverwisseling

Op 5 februari 2008 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage. De aanvrager, geboren in 1978, had een verzoek tot herziening ingediend op basis van de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling. De aanvrager stelde dat hij nooit een dagvaarding had ontvangen en niet op de terechtzitting was verschenen. Tevens werd aangevoerd dat de handtekening onder het proces-verbaal van 1 oktober 2003 wezenlijk afweek van de handtekeningen op de bij de herzieningsaanvrage overgelegde documenten. De Officier van Justitie had naar aanleiding van deze claims een onderzoek laten uitvoeren door de politie.

De Hoge Raad oordeelde dat de verklaring van de opsporingsambtenaar, die de aanvrager op 1 oktober 2003 had gehoord, voldoende steun bood voor de eerdere veroordeling. De aanvrager werd herkend op foto's en de handtekeningen vertoonden geen wezenlijke afwijkingen. De Hoge Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van persoonsverwisseling en dat de aanvrage tot herziening kennelijk ongegrond was. De Hoge Raad wees de aanvrage tot herziening af, waarmee de eerdere veroordeling in stand bleef.

Uitspraak

5 februari 2008
Strafkamer
nr. 07/11789 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 21 juni 2005, nummer 09/090581-04, ingediend door mr. J.F.M. Wasser, advocaat te 's-Hertogenbosch, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "schuldheling, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt aangevoerd dat sprake is van een persoonsverwisseling. Ter ondersteuning van die stelling wordt aangevoerd dat:
a. de aanvrager nooit een dagvaarding heeft ontvangen en ook niet op de terechtzitting is verschenen;
b. de aanvrager niet op of omstreeks 1 oktober 2003 door de politie is gehoord, hetgeen kan blijken uit het feit dat de handtekening onder het door de politie opgemaakte proces-verbaal wezenlijk afwijkt van de handtekeningen op de kopieën van paspoorten en een rijbewijs die aan de herzieningsaanvrage zijn gehecht, terwijl voorts wordt aangevoerd dat het in dit proces-verbaal genoemde (mobiele) telefoonnummer nimmer bij de aanvrager in gebruik is geweest en hem ook niet bekend is.
3.3. Voorafgaand aan de herzieningsaanvrage heeft de raadsman de Officier van Justitie op dezelfde grond als die waarop de aanvrage steunt, verzocht de executie van de opgelegde werkstraf te staken, althans te schorsen. De Officier van Justitie heeft daarop de politie verzocht een onderzoek te doen naar de gestelde persoonsverwisseling. Het proces-verbaal van bevindingen van de opsporingsambtenaar die op 1 oktober 2003 het verhoor heeft afgenomen van de persoon die in dat proces-verbaal is aangeduid als [aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats], houdt het volgende in:
"Naar aanleiding van het verzoek van het Arrondissementsparket Den Haag d.d. 14 juni 2007, parketnummer 09.090.581.04, betreffende PV nummer 1535/2003/47011, met als onderwerp "Persoonsverwisseling", ben ik geconfronteerd met een aantal foto's van [aanvrager] (geb. [geboortedatum]-1978 te [geboorteplaats]).
Ik herken de man op die foto's als de man, die ik op woensdag 1 oktober 2003 heb gehoord. Daar ben ik 100 procent zeker van. Ik hoorde [aanvrager] destijds als verdachte ter zake van heling."
3.4. Mede gelet op de hiervoor onder 3.3 weergegeven verklaring, is in de aanvrage en de daarbij gevoegde stukken onvoldoende steun te vinden voor de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat sprake is van een persoonsverwisseling. Daarbij verdient nog opmerking dat, anders dan in de aanvrage wordt gesteld, niet gezegd kan worden dat de handtekening onder het proces-verbaal van politie van 1 oktober 2003 houdende een verklaring van [aanvrager], wezenlijk afwijkt van de handtekeningen op de bij de herzieningsaanvrage overgelegde kopieën van officiële documenten.
3.5. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 5 februari 2008.
Mr. De Hullu is buiten staat dit arrest te ondertekenen.