ECLI:NL:HR:2008:BC3379

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/320HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkgeversaansprakelijkheid voor gezondheidsschade van werknemer in laboratoriumfunctie

In deze zaak heeft eiseres, een laborant, de stichting Nederlandse Algemene Keuringdienst voor Zaad en Pootgoed van Landbouwgewassen (NAK) gedagvaard wegens gezondheidsschade die zij in de uitoefening van haar werkzaamheden heeft geleden. De eiseres vorderde een voorschot van € 10.000,-- ter zake van (im)materiële schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand, alsmede vergoeding van de schade als gevolg van de door haar geleden gezondheidsproblemen. De vordering werd in eerste instantie afgewezen door de kantonrechter van de rechtbank Zwolle op 7 juli 2004. Eiseres ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 18 juli 2006 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigde. Hierna heeft eiseres cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van eiseres niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van NAK zijn begroot op € 467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 28 maart 2008.

Uitspraak

28 maart 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/320HR
JMH/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. C.A.J. van der Meulen,
t e g e n
de stichting STICHTING NEDERLANDSE ALGEMENE KEURINGSDIENST VOOR ZAAIZAAD EN POOTGOED VAN LANDBOUWGEWASSEN,
gevestigd te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en NAK.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 8 december 2003 NAK gedagvaard voor de rechtbank Zwolle, sector kanton, locatie Lelystad, en gevorderd, kort gezegd, NAK te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een voorschot van € 10.000,-- ter zake van (im)materiële schadevergoeding en kosten rechtsbijstand, alsmede tot vergoeding van de schade als gevolg van de door [eiseres] geleden gezondheids-schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, kosten rechtens.
NAK heeft de vorderingen bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 7 juli 2004 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij arrest van 18 juli 2006 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
NAK heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van NAK begroot op € 467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 28 maart 2008.