ECLI:NL:HR:2008:BC3353

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/108HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling en dwangsomveroordeling in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de vader, na een eerdere beschikking van de rechtbank Almelo, verzocht om wijziging van de omgangsregeling met zijn vier kinderen. De rechtbank had eerder op 25 maart 2005 een omgangsregeling vastgesteld, maar de vader wilde deze wijzigen om twee proefcontacten onder begeleiding te laten plaatsvinden. De moeder heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 20 maart 2006 de omgangsregeling voor de drie jongste kinderen gewijzigd, maar de omgang met de oudste dochter afgewezen. De vader ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 27 februari 2007 de beschikking van de rechtbank vernietigde en een nieuwe omgangsregeling vaststelde. Tevens werd de moeder veroordeeld tot een dwangsom van € 1.000 per keer dat zij niet meewerkte aan de omgangsregeling, met een maximum van € 15.000. De moeder heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft de klachten van de moeder in het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking is gegeven op 4 april 2008 door de betrokken raadsheren.

Uitspraak

4 april 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/108HR
JMH/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. [De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaten mrs. J.P. Heering en L. van den Eshof,
2. het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, werkeenheid van de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg, met mandaat van de Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder (verzoekster in cassatie), de vader (verweerder in cassatie sub 1) en de stichting (verweerster in cassatie sub 2).
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een viertal op 12 december 2005 ter griffie van de rechtbank Almelo ingekomen verzoekschriften heeft de vader zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de bij beschikking van deze rechtbank van 25 maart 2005 vastgestelde omgangsregeling tussen hem en zijn vier kinderen: [kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994, [kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996, [kind 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998, en [kind 4], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000, in die zin te wijzigen dat er twee proefcontacten tussen vader en de vier kinderen onder begeleiding op het kantoor van de stichting zullen plaatsvinden.
De moeder heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 20 maart 2006, uitvoerbaar bij voorraad, de bij voormelde beschikking van 25 maart 2005 vastgestelde omgangsregeling ten aanzien van de drie jongste kinderen gewijzigd zoals in het dictum is weergegeven, en de omgangsregeling tussen hem en zijn oudste dochter afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij beschikking van 27 februari 2007 heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad, een omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en de vier kinderen als weergegeven in het dictum en bepaald dat de moeder een dwangsom van € 1.000,-- met een maximum van € 15.000,-- verbeurt voor iedere keer dat zij geen medewerking verleent aan een omgangsregeling, en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader heeft verzocht het beroep te verwerpen en de stichting heeft van het voeren van verweer afgezien.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 april 2008.