ECLI:NL:HR:2008:BC3346

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/092HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgangs- en informatieregeling aan niet met gezag belaste ouder

In deze zaak heeft de vader, wonende te [woonplaats], op 6 april 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Breda. Hij verzocht om een omgangsregeling met zijn dochter, geboren op [geboortedatum] 1993, en om inzage in alle stukken betreffende haar, die onder de zorg van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant viel. De vader wilde ook dat de stichting hem viermaal per jaar een recente foto van zijn dochter zou toesturen. De stichting heeft het verzoek bestreden, en de Raad voor de Kinderbescherming heeft zich bij het verweer aangesloten. De rechtbank heeft op 16 augustus 2006 het verzoek van de vader afgewezen.

De vader heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 8 februari 2007 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de vader cassatie ingesteld. De stichting heeft verzocht om het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 4 april 2008 geoordeeld dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vader verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank en het hof in stand zijn gebleven.

Uitspraak

4 april 2008
Eerste Kamer
Rek.nr. R07/092HR
JMH/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.L. Kleyn,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG NOORD-BRABANT,
gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. S.M. Kingma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vader en de stichting.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 6 april 2006 ter griffie van de rechtbank Breda ingekomen verzoekschrift heeft de vader zich gewend tot die rechtbank en verzocht een omgangsregeling tussen hem en zijn dochter [dochter], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993 uit het huwelijk van de vader met [de moeder], hierna de dochter, te bepalen dat de stichting, die met de voogdij is belast van deze minderjarige na ontzetting van de ouders uit het ouderlijk gezag, hem inzage geeft in alle stukken aangaande deze minderjarige en voorts te bepalen dat de stichting viermaal per jaar een recente foto aan hem doet toekomen.
De stichting heeft het verzoek bestreden en de raad voor de kinderbescherming heeft zich bij het verweer van de stichting aangesloten.
De rechtbank heeft bij beschikking van 16 augustus 2006 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 8 februari 2007 heeft het hof voormelde beschikking van de rechtbank bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De stichting heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 april 2008.