ECLI:NL:HR:2008:BC3314

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/267HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een notaris en schadevergoeding bij beroepsfout

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een schadevergoeding van € 45.080,99 gevorderd van verweerder, een notaris te [plaats], wegens een beroepsfout. De vordering is ingesteld bij de rechtbank Almelo op 30 oktober 2003. Na een wijziging van eis heeft de rechtbank op 4 augustus 2004 de vordering afgewezen. Eiser heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem, dat op 21 maart 2006 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft hierop cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 1.196,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 22 februari 2008 door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven en openbaar uitgesproken door E.J. Numann.

Uitspraak

22 februari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/267HR
RM/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Franke,
t e g e n
[Verweerder], notaris te [plaats],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 30 oktober 2003 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Almelo. Na wijziging van eis heeft [eiser] gevorderd, kort gezegd, aan hem een schadevergoeding van € 45.080,99 te betalen.
[verweerder] heeft de vordering bestreden.
Na een tussenvonnis van 9 juni 2004, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 4 augustus 2004 het gevorderde afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem.
Bij tussenarrest van 6 september 2005 heeft het hof een comparitie van partijen gelast, welke comparitie op 13 december 2005 heeft plaatsgevonden. Bij eindarrest van 21 maart 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 4 augustus 2004 bekrachtigd.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 3 januari 2008 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.196,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 februari 2008.