ECLI:NL:HR:2008:BC3303

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/303HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheidsrecht en schadevergoeding na onderhandse verkoop van pandgoederen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de pandgever en de pandhouder over schadevergoeding na een onderhandse in plaats van executoriale verkoop van de in pand gegeven goederen. Pantapharma Beheer B.V. heeft op 7 december 1998 [eiser] en [betrokkene 1] gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht, waarbij zij vorderden tot betaling van ƒ 975.786,-- met rente en kosten. [Eiser] en [betrokkene 1] hebben de vordering bestreden en in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat Pantapharma onrechtmatig heeft gehandeld, alsook een schadevergoeding van ƒ 1.310.637,05 met rente. De rechtbank heeft op 10 februari 1999 een comparitie van partijen gelast en na getuigenverhoor heeft zij op 21 februari 2001 de vordering in conventie van Pantapharma afgewezen, terwijl de vordering van [betrokkene 1] werd afgewezen en die van [eiser] ten dele werd toegewezen. Pantapharma heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar [eiser] incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft na tussenarresten op 13 juli 2006 het eindvonnis van de rechtbank grotendeels vernietigd en [eiser] veroordeeld tot betaling van € 81.046,23 aan Pantapharma. Tegen deze arresten heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 2.501,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, zonder nadere motivering.

Uitspraak

4 april 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/303HR
IV/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
PANTAPHARMA BEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Pantapharma.
1. Het geding in feitelijke instanties
Pantapharma heeft bij exploot van 7 december 1998 [eiser] en [betrokkene 1] gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en gevorderd, kort gezegd, [eiser] en [betrokkene 1] te veroordelen tot betaling van ƒ 975.786,-- met rente en kosten.
[Eiser] en [betrokkene 1] hebben de vordering bestreden en in reconventie gevorderd, kort gezegd, een verklaring voor recht dat Pantapharma jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld en een veroordeling van Pantapharma tot betaling aan hen van een schadevergoeding van ƒ 1.310.637,05 met rente.
Bij tussenvonnis van 10 februari 1999 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast. Ter comparitie van 3 maart 1999 heeft de rechtbank aan beide partijen een bewijsopdracht gegeven.
Na getuigenverhoor heeft de rechtbank bij eindvonnis van 21 februari 2001 de vordering in conventie van Pantapharma afgewezen, en in reconventie de vordering van [betrokkene 1] afgewezen en die van [eiser] ten dele toegewezen.
Tegen de vonnissen van de rechtbank heeft Pantapharma hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Eiser] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Na tussenarresten van 27 februari 2003 en 6 mei 2004, heeft het hof bij eindarrest van 13 juli 2006 het eindvonnis van de rechtbank grotendeels vernietigd en [eiser] veroordeeld tot betaling van € 81.046,23 aan Pantapharma.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Pantapharma heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Pantapharma begroot op € 2.501,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 april 2008.