ECLI:NL:HR:2008:BC2792

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/281HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over eenzijdige opzegging van arbeidsovereenkomst door werkgever

In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil dat voortvloeit uit de eenzijdige opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werkgever. De zaak is gestart door [verweerder], die op 6 februari 2003 [eiseres] heeft gedagvaard voor de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Nijmegen. Hij vorderde onder andere te verklaren dat de arbeidsovereenkomst op 13 september 2002 door opzegging was geëindigd en eiste betaling van 70% van het laatstverdiende loon en vakantierechten, alsook een gefixeerde schadevergoeding van € 8.293,45 bruto en € 1.920,83 netto, met rente.

De kantonrechter heeft de vorderingen van [verweerder] afgewezen in een eindvonnis van 18 maart 2005, waarna [verweerder] hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft op 11 april 2006 de vonnissen van de kantonrechter vernietigd en [eiseres] veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding. Tegen dit arrest heeft [eiseres] cassatie ingesteld, waarbij de cassatiedagvaarding aan het arrest is gehecht.

De Hoge Raad heeft op 15 februari 2008 het beroep in cassatie verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekte tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil aan de zijde van [verweerder]. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

15 februari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/281HR
MK/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. J. Biemond, thans mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 6 februari 2003 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Nijmegen en gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 13 september 2002 door opzegging is geëindigd, en [eiseres] te veroordelen primair tot betaling van 70% van het laatstverdiende loon, alsmede 70% van de vakantierechten te rekenen vanaf 7 oktober 2002 gedurende de periode dat [verweerder] recht zou hebben gehad op een WW-uitkering (indien deze niet geweigerd zou zijn door de UWV Bouwnijverheid), met rente. [Verweerder] heeft subsidiair gevorderd dat [eiseres] aan hem dient te betalen een gefixeerde schadevergoeding over de periode van 7 oktober 2002 tot en met 31 januari 2003 van € 8.293,45 bruto en € 1.920,83 netto, met rente.
[Eiseres] heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft, na een tussenvonnis van 25 juli 2003, bij eindvonnis van 18 maart 2005 de vorderingen afgewezen.
Tegen deze vonnissen heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Bij memorie van grieven heeft [verweerder] zijn eis gewijzigd.
Bij arrest van 11 april 2006 heeft het hof de vonnissen van de kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiseres] veroordeeld om aan [verweerder] ter zake van gefixeerde schadevergoeding over de periode van 7 oktober 2002 tot en met 31 januari 2003 een bedrag van € 8.293,45 bruto en een bedrag van € 1.920,83 netto te betalen, met rente.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 februari 2008.