ECLI:NL:HR:2008:BC2791

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/299HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kostenvergoeding voor bodemsanering tussen perceeleigenaar en oliemaatschappij

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een perceeleigenaar en zijn rechtsvoorganger, de oliemaatschappij Esso Nederland B.V., over de aanspraak op kostenvergoeding voor bodemsanering. De perceeleigenaar, aangeduid als [eiser], heeft op 25 februari 2002 de rechtsvoorgangster van Esso, Mobil Oil B.V., en [betrokkene 1] gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar. Hij vorderde dat beide partijen gehouden zouden worden om de verontreiniging op en rondom zijn perceel aan de [a-straat 1] te [plaats] te saneren. Dit omvatte het uitvoeren van noodzakelijke handelingen zoals het onderzoek naar de verontreiniging, het opstellen van een saneringsplan en het daadwerkelijk uitvoeren van de sanering. Daarnaast vorderde hij een vergoeding van gemaakte kosten ter hoogte van € 5.422,63, vermeerderd met rente, en vergoeding van overige schade, op te maken bij staat.

De rechtbank heeft op 19 november 2003 de vorderingen van [eiser] tegen [betrokkene 1] niet-ontvankelijk verklaard en de vorderingen tegen Mobil Oil afgewezen. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 6 juli 2006 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep.

Op 15 februari 2008 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat verdere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

15 februari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/299HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
ESSO NEDERLAND B.V., als rechtsopvolgster van Mobil Oil B.V.,
gevestigd te Breda,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. G. Snijders.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Esso.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 25 februari 2002 de rechtsvoorgangster van Esso (hierna: Mobil Oil) en [betrokkene 1] gedagvaard voor de rechtbank Alkmaar. Na wijziging van eis heeft [eiser] gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat [betrokkene 1] en Mobil Oil, zowel ieder afzonderlijk dan wel gezamenlijk, gehouden zijn de aanwezige verontreiniging op en rondom het perceel [a-straat 1] te [plaats] te saneren en hiertoe alle noodzakelijke verdere handelingen te verrichten, waaronder het onderzoek naar de omvang van de verontreiniging, het opstellen van een saneringsplan en het uitvoeren van de sanering. Voorts heeft [eiser] gevorderd [betrokkene 1] en Mobil Oil te bevelen de hiervoor omschreven sanering uit te voeren binnen een jaar na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom. Verder heeft [eiser] vergoeding gevorderd van de door hem gemaakte kosten ten bedrage van € 5.422,63 vermeerderd met rente, alsmede vergoeding van overige schade, op te maken bij staat.
[Betrokkene 1] en Mobil Oil hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 19 november 2003 [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen tegen [betrokkene 1] en de vorderingen van [eiser] tegen Mobil Oil afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 6 juli 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank, voorzover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Esso heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Esso mede door mr. D. Stoutjesdijk, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Esso begroot op € 467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 februari 2008.