ECLI:NL:HR:2008:BC2769

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/271HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen projectontwikkelaar en vastgoed-CV over schadevergoeding na tussentijdse opzegging van bemiddelingsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een projectontwikkelaar en een vastgoed-CV over een schadevergoeding na de tussentijdse opzegging van hun bemiddelingsovereenkomst. De eiseres, gevestigd te [vestigingsplaats], heeft op 13 oktober 2003 Achmea gedagvaard voor de rechtbank Zutphen en vorderde een bedrag van € 336.932,08, vermeerderd met rente en kosten. Achmea heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank op 6 oktober 2004 de vordering afwees. Eiseres ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Arnhem, waar zij haar eis wijzigde. Het hof bekrachtigde op 27 juni 2006 het vonnis van de rechtbank. Eiseres heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof, waarbij Achmea verstek heeft laten verlenen.

De zaak is door de advocaat van eiseres toegelicht. De Advocaat-Generaal J. Wuisman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Achmea op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

29 februari 2008
Eerste Kamer
Nr. C06/271HR
MK/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
1. ACHMEA GROND CV,
gevestigd te Amsterdam,
2. CENTRAAL BEHEER VASTGOED B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Eiseres zal hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en verweersters ook in enkelvoud als Achmea.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 13 oktober 2003 Achmea gedagvaard voor de rechtbank Zutphen en gevorderd, kort gezegd, Achmea te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 336.932,08, met rente en kosten.
Achmea heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 6 oktober 2004 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Bij memorie van grieven heeft [eiseres] haar eis gewijzigd.
Bij arrest van 27 juni 2006 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Achmea is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Achmea begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren P.C. Kop, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 29 februari 2008.