ECLI:NL:HR:2008:BC2657
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Internationaal goederenvervoer en de rol van de expediteur in het geval van ladingschade
In deze zaak gaat het om een geschil tussen GMS Chemie Handels G.M.B.H., Schott Glaswerke, Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. en Fortis Corporate Insurance N.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als GMS c.s.) en een expediteur, die betrokken was bij het internationaal vervoer van een partij natriumantimonaat. De lading ging verloren tijdens het transport, wat leidde tot een vordering van GMS c.s. tegen de expediteur voor schadevergoeding. De expediteur had zich beroepen op een arbitraal beding in de Fenex-voorwaarden, wat de rechtbank en het hof in hun eerdere uitspraken heeft behandeld. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen, en het hof bekrachtigde dit vonnis met wijziging van gronden. GMS c.s. hebben cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij zij betoogden dat de rechtbank ten onrechte onbevoegd was verklaard, gezien de toepassing van artikel 8:63 lid 3 BW, dat betrekking heeft op de aansprakelijkheid van de expediteur. De Hoge Raad oordeelde dat de expediteur niet als vervoerder kan worden aangemerkt en dat het geschil niet onder de CMR valt, waardoor het arbitraal beding niet aan de CMR-eisen hoeft te voldoen. De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde GMS c.s. in de kosten van het geding in cassatie.