ECLI:NL:HR:2008:BC2579
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Vernietiging naheffingsaanslag loonbelasting na navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Minister van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen die aan de Vereniging X was opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997. De naheffingsaanslag was door de Inspecteur gehandhaafd na bezwaar van de belanghebbende. Het Hof had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd, wat leidde tot het cassatieberoep van de Minister.
De Hoge Raad oordeelde dat noch de tekst noch het systeem van de wet vereist dat een naheffingsaanslag in de loonbelasting moet worden vernietigd enkel omdat er later navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting zijn opgelegd voor hetzelfde feitencomplex. De Hoge Raad stelde vast dat de omstandigheden in deze zaak niet vergelijkbaar waren met die in een eerder arrest (BNB 1994/106), waarin bijzondere omstandigheden aanwezig waren die de naheffing in de weg stonden. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de naheffingsaanslag vernietigd moest worden.
De Hoge Raad verklaarde het incidentele beroep van de belanghebbende ongegrond en het principale beroep van de Minister gegrond. De uitspraak van het Hof werd vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. Dit arrest benadrukt het belang van de beginselen van behoorlijk bestuur en de noodzaak voor een zorgvuldige afstemming tussen de betrokken eenheden van de Belastingdienst.