ECLI:NL:HR:2008:BC2331

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02181/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met braak door meerdere personen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal waarbij hij samen met anderen een sleutelbos had weggenomen uit een bedrijfsgebouw in Leiden. De Hoge Raad oordeelde dat uit de beschikbare bewijsmiddelen niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte zo bewust en nauw met anderen had samengewerkt dat hij als mededader kon worden aangemerkt. De verdachte had aangevoerd dat er geen bewijs was dat hij daadwerkelijk in het pand was geweest en dat de weggenomen sleutelbos door een medeverdachte was aangetroffen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor de kwalificatie van medeplegen in strafzaken.

Uitspraak

29 januari 2008
Strafkamer
nr. 02181/06
ZK/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 februari 2006, nummer 22/004170-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 27 juni 2005 - de verdachte ter zake van "diefstal waarbij de schuldige zich het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.A.G. Balkenende, advocaat te Katwijk, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring, meer in het bijzonder wat betreft het onderdeel 'tezamen en in vereniging met een ander of anderen', ontoereikend is gemotiveerd.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op een tijdstip in de periode van 31 mei 2005 tot en met 1 juni 2005 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (bedrijfs)pand, gelegen aan de [a-straat 1] heeft weggenomen een sleutelbos, toebehorende aan Stadstoezicht, zulks na het weg te nemen goed onder hun bereik te hebben gebracht door een raam van dat (bedrijfs)pand te forceren."
3.2.2. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota heeft de raadsman van de verdachte aldaar - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende aangevoerd:
"Cliënt dient (...) te worden vrijgesproken.
Er is geen bewijs dat cliënt binnen is geweest en er is bij cliënt ook niets aangetroffen. De weggenomen sleutel had de medeverdachte bij zich. Verder is van belang dat er een periode van een half uur is verstreken tussen het moment dat een getuige een persoon met een helm ziet en de aanhouding van cliënt. Er is geen wettig bewijs."
3.2.3. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik doe aangifte en ben daartoe gemachtigd. Ik ben werkzaam als applicatiebeheerder voor de sector stadstoezicht, die is gevestigd op de [a-straat 1] te Leiden. Dinsdag 31 mei 2005 is rond 21:30 of 22:00 uur het pand aan de [a-straat 1] te Leiden slotvast en schadevrij afgesloten. Toen ik vanmorgen 1 juni 2005 omstreeks 07:30 uur weer aankwam op de [a-straat 1] zag ik binnen in mijn kamer glas op de grond liggen.
Tevens zag ik dat er een raam was afgedekt met een ander stuk glas. Ik zag vervolgens dat er vanuit de binnenkant van de deur, vanuit het slot, een bosje sleutels was weggenomen. Dit betreft een bosje van vier sleutels, voorzien van een geel label. (Opmerking verbalisant: ik toon de aangever een bosje sleutels, aangetroffen bij één van de verdachten). Het bosje sleutels dat u mij toont is de bos sleutels die zijn weggenomen vanuit de binnenkant van de deur, de sleutels waarover ik zojuist sprak."
b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Met betrekking tot de tenlastegelegde inbraak in een pand aan de [a-straat 1] in Leiden merk ik het volgende op. Ik ben daar geweest. Ik ben de poort ingelopen met [medeverdachte 1]. [Medeverdachte 1] had een sleutelbos in zijn hand. Hij had zijn arm door het raam gestoken om de sleutelbos te pakken. Wat later zag ik de politie en ben ik hard weggelopen. [Medeverdachte 1] zei tegen mij dat hij de sleutels net had gepakt."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten althans één van hen:
"Op woensdag 1 juni 2005 omstreeks 00:18 uur kregen wij van de centrale meldkamer de melding van een mogelijke inbraak op de [b-straat] te Leiden. Op woensdag 1 juni omstreeks 00:24 uur kwamen wij verbalisanten ter plaatse aan de voorzijde van de woning van de [b-straat 1]. Ik, verbalisant [verbalisant 1] zag dat zich vanaf de voorzijde van het perceel een poortje naar de achterzijde van de woning bevond. Ik ben dit poortje ingelopen. Aan het einde van deze poort bevond zich een andere poort naar links. Ik zag daar jongens rennen. Ik zag dat de jongens donker gekleed waren en een helm droegen. Ik haalde de achterste jongen in, pakte hem vast en deelde hem mede dat hij was aangehouden. Toen ik, verbalisant [verbalisant 1] de handboeien aansloeg zagen wij dat er uit de rechterhandpalm van de verdachte een bos sleutels viel.
Deze is inbeslaggenomen. Ik verbalisant [verbalisant 2] zag de andere persoon met een helm op zijn hoofd achter de struiken liggen. Ik zei dat hij was aangehouden."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op woensdag 1 juni 2005 te 00:38 uur werd aangehouden bij de [b-straat] te Leiden: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats]."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op woensdag 6 juni 2005 (het hof begrijpt: 1 juni) heb ik in beslaggenomen een sleutelbos. De sleutelbos viel uit de handen van de verdachte [medeverdachte 1] bij zijn aanhouding. De sleutelbos bevatte vier sleutels en had een geel label."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Afgelopen nacht werd ik rond 23:00 uur gebeld door jongens. Ik ben naar hen toegegaan op een scooter. Ik droeg een zilverkleurige helm. Ik droeg een bruin pilotenjack met bontkraag en een donkerblauwe spijkerbroek. Ik was bij de jongens en ik liep de poort in. Ik had een helm op mijn hoofd."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
"Op woensdag 1 juni 2005 omstreeks 00:01 uur kwam ik bij mijn woning aan de [b-straat]. Ik zag een persoon staan in het poortje. Hij had een grijze helm op zijn hoofd en droeg donkere kleding. Ik zag dat hij zenuwachtig om zich heen keek. Kort hierna hoorde ik gebonk en gekraak."
3.3. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder meer volgen dat de verdachte zo bewust en nauw met een ander of anderen heeft samengewerkt dat hij kan worden aangemerkt als iemand die zich "tezamen en in vereniging met een ander of anderen" - dus als mededader - aan die diefstal heeft schuldig gemaakt. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht een afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 29 augustus 2008.