ECLI:NL:HR:2008:BC2255
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot gezamenlijk gezag na echtscheiding en de vereisten van eensluidend verzoek volgens BWNA
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2008 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende het ouderlijk gezag na echtscheiding. De vader, wonende in Spanje, had verzocht om gezamenlijk gezag over zijn dochter, terwijl de moeder, wonende op Curaçao, dit verzoek afwees. De moeder had eerder een verzoekschrift ingediend voor echtscheiding en het alleenrecht op het gezag over de dochter. Het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen had op 1 november 2005 de echtscheiding uitgesproken en op 5 juli 2006 bepaald dat de moeder het gezag over de dochter zou uitoefenen. De vader ging in hoger beroep, maar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie bevestigde de eerdere beschikking. De vader stelde dat de eis van een eensluidend verzoek voor gezamenlijk gezag in strijd was met de artikelen 6 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), die het recht op gezinsleven en toegang tot de rechter waarborgen.
De Hoge Raad oordeelde dat de Nederlands-Antilliaanse wet, die een eensluidend verzoek voor gezamenlijk gezag vereist, niet in overeenstemming is met de EVRM-bepalingen. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het Gemeenschappelijk Hof, maar alleen voor zover deze de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg bevestigde. De zaak werd terugverwezen naar het Gemeenschappelijk Hof voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat het recht van de vader op toegang tot de rechter en de uitoefening van ouderlijke rechten niet mag worden beperkt door de eis van instemming van de moeder. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van het Nederlands-Antilliaanse recht met betrekking tot gezamenlijk gezag na echtscheiding.