ECLI:NL:HR:2008:BC2252
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van vaderschap en erkenning door man van minderjarig kind
In deze zaak heeft de vrouw op 1 april 2005 bij de rechtbank Amsterdam een verzoekschrift ingediend tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man met betrekking tot de minderjarige [kind]. De rechtbank heeft zich bij beschikking van 20 april 2005 onbevoegd verklaard om van het verzoekschrift kennis te nemen en heeft de zaak verwezen naar de rechtbank te 's-Gravenhage. Vervolgens heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 juni 2005 de verzoeker tot cassatie benoemd tot bijzonder curator over het kind. Op 13 februari 2006 heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen. Hierop heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 10 januari 2007 de beschikking van de rechtbank bekrachtigde. Tegen deze beschikking heeft de bijzonder curator beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de bijzonder curator dan ook verworpen.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 21 maart 2008.