ECLI:NL:HR:2008:BC2205
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Voortzetting dienstverband na formele ontbinding van arbeidsovereenkomst wegens vervallen functie werknemer bij reorganisatie
In deze zaak heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen VION BOXTEL B.V. (voorheen Dumeco Boxtel B.V.) na de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. [Eiser] was sinds 1992 in dienst bij Dumeco en had een eigen bedrijf. Door een reorganisatie kwam zijn functie te vervallen, wat leidde tot een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft dit verzoek toegewezen, maar [eiser] vorderde schadevergoeding op basis van vermogensschade en de kantonrechtersformule. De kantonrechter en het gerechtshof hebben zijn vordering afgewezen, omdat [eiser] onvoldoende had onderbouwd dat hij daadwerkelijk schade had geleden.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat [eiser] te weinig had gesteld over de daadwerkelijk geleden schade. Het hof had vastgesteld dat Dumeco niet in strijd met goed werkgeverschap had gehandeld door de arbeidsovereenkomst te ontbinden, omdat de reorganisatie en de bijbehorende omstandigheden voorafgaand aan de ontbinding duidelijk waren. Bovendien had [eiser] niet aangetoond dat hij door het verlies van zijn baan daadwerkelijk schade had geleden, mede omdat hij meer tijd had om in zijn eigen bedrijf te investeren na de ontbinding.
De Hoge Raad bevestigde dat de vordering van [eiser] niet voor toewijzing in aanmerking kwam, omdat hij niet voldoende had onderbouwd dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst hem financieel had benadeeld. De kosten van het geding in cassatie werden aan [eiser] opgelegd, wat de financiële gevolgen van de uitspraak voor hem vergrootte.