ECLI:NL:HR:2008:BC1843
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheidsrecht geschil tussen adviseur en opdrachtgever over vergoeding koopsomschade bij aandelentransactie
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een adviseur tot herstructurering van ondernemingen en zijn voormalige opdrachtgever over de vergoeding van koopsomschade bij een aandelentransactie. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft op 21 februari 2003 ABAB gedagvaard voor de rechtbank Breda. Hij vorderde primair een bedrag van € 287.709,49 en subsidiair een schadevergoeding op te maken bij staat. ABAB heeft de vorderingen bestreden, waarna de rechtbank op 18 februari 2004 de vorderingen afwees. De eiser ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 16 mei 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. Tegen dit arrest heeft de eiser cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal L. Timmerman concludeerde tot verwerping van het beroep. De advocaat van de eiser heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad heeft op 21 maart 2008 het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.